28 juli 2011

Bedankt, Joost! Bedankt, M.!



(klik om groter te maken)


oud briefje

Bovenstaand briefje werd in 1920 geschreven door P. Bouwman. Het betreft een verzoek aan de pastoor om een dienst te houden ter ere van zijn moeder, die zoveel jaren geleden gestorven is. Op het origineel is te zien dat P. sommige woorden of zinnen eerst met potlood schreef, en ze daarna met inkt overtrok. Er zitten veel spelfouten in; woorden zijn vaak min of meer fonetisch opgeschreven. P. kende bijvoorbeeld het woord parochie wel, maar kijk maar eens wat hij er van maakte. Die onbeholpenheid verschaft met het zichtbare geploeter een meerwaarde aan de ontroerende boodschap.

Misschien vond de pastoor tot wie het was gericht dat ook wel, want hij bewaarde dit stukje papier in deel 1 van een editie van de complete werken van Vondel, die hij bezat.







Die complete werken kwamen later terecht bij mijn oom, die als kapelaan en schriftgeleerde verbonden was aan de parochie De Liefde aan de Da Costakade, waartoe ook de gelijknamige prachtige Cuyperskerk behoorde. Zoek hem niet, want hij is inmiddels gesloopt wegens gebrek aan klandizie. Nadat mijn oom begin jaren tachtig was overleden, kwam Vondel bij mij terecht. Het duurde vervolgens nog twee jaar voor ik het briefje ontdekte.


Jammer dat ik die complete editie later aan een vriend heb geschonken die zo'n rij oude boeken wel intellectueel vond staan in zijn boekenkast, want anders had ik hem aan mijn collega M. gegeven.
M. weet veel over Nederlands vermaardste kousenverkoper (een paar zijden kousen ging over de toonbank voor 16 piek), en leest hem ook echt. Ze kan erg beeldend vertellen over Vondel en het Amsterdam van Vondel, een beetje zoals Geert Mak dat kan, maar dan nog net iets beeldender en spontaner. Is dat genoeg om iemand 15 dikke delen Vondel te hebben willen schenken? Zeker niet. Niet voor mij. Maar ze is ook erg aardig en leuk, en dat had met gemak de doorslag gegeven. Helaas! Deze complete Vondel staat dus al in iemand anders zijn boekenkast te verkommeren.


blog van een ambtenaar

M. denkt dat ik haar in de maling neem als ik zeg dat ik veel van haar heb geleerd met betrekking tot het schrijven van deze blog. Maar dat is niet zo. Ik neem nooit mensen in de maling, tenzij ze er om vragen.
Allereerst is daar haar waardevolle tip over plagiaat. Zij was net klaar met de 23 dingen-cursus toen ik eraan begon, en ik mocht haar blog lezen. Ze zei: "ik ga hem binnenkort weghalen hoor. Straks pleegt iemand nog plagiaat."

Plagiaat, dat vond ik een heel erg goed idee! Ik heb haar blog dus snel gedownload, net op tijd eigenlijk. Zo zou ik, mocht de cursus me gaan tegenstaan of ik andere dingen aan mijn kop krijgen, toch eenvoudig aan de opdrachten kunnen voldoen. Hier en daar een zinnetje omgooien: dat moest genoeg zijn.
Verspilde moeite, zou later blijken, en echt niet omdat haar blog niet goed genoeg was om te plagiëren. Maar laat ik niet op de geschiedenis vooruitlopen.

In het begin van de cursus pakte ik het economisch aan: niet meer woorden schrijven dan nodig was. Op het Amsterland-forum stelde ik voor om de Twitter-norm van maximaal 140 tekens aan te houden bij het schrijven van een blog-artikel. Op het forum zelf werd dit voorstel afgekeurd, men sprak er zelfs schande van, maar mijn privé-mailbox raakte bijkans verstopt van de adhesiebetuigingen.

Dat bij elkaar tikken van die bondige stukjes voelde wel erg aan als het voldoen aan een dagelijkse plicht. Het liet al snel een onbevredigd gevoel achter, een klein knagend gaatje in mijn gemoed. Net op het moment dat ik erover dacht om het bijltje er bij neer te gooien, arrangeerde de Voorzienigheid een toevallige ontmoeting tussen M. en mij in de krochten van het uitgestrekte ODE.

"Die zinnetjes van jou", zei ze op de haar typerende wijze, zonder omhaal en rechtstreeks doordringend tot de kern, "die stukjes, die leest toch niemand? Daar lusten de honden toch geen brood van? Ik dacht dat jij het creatieve type was. Nou, daar merk ik niks van hoor. Het lijkt wel alsof jij alleen maar aan een dagelijkse plicht wil voldoen met die paar woordjes per opdracht."
Van mijn stuk gebracht stamelde ik een tegenwerping. "Eh.... ja... dat heb je wel vaker met dingen die moeten...."
Ze onderbrak me. "Zorg dan dat niet moet wat je doet! Een blog is geen papier of zo, dat opgaat! Schrijf toch eens wat langere stukken, en ook wat meeslepender svp. Je bent toch geen ambtenaar?"
"Nee, verkoper in een kousenwinkel", wilde ik nog al te snedig antwoorden, maar ze was al weer weg.

Ja ja, dacht ik wrang, ambtenaren doen het nooit goed, maar waar zouden we zijn zonder ambtenaren? Zelfs Vondel liep er al over te zeiken: Men bezight ambtenaers, doch mag er niet op bouwen.



droom

Toch had M. een snaar geraakt. Dat merkte ik toen ik die nacht in mijn bedje lag te woelen. Zorg dan dat niet moet wat je doet! Zorg dan dat niet moet wat je doet! Haar stem echode door mijn hoofd. Toen ik eindelijk in slaap viel, verscheen de oude Vondel in de eerste de beste droom. Hij kwam zo uit een gat in de hemel vallen. Hij liep met een stok, maar zag er nog bijzonder kras uit. In zijn andere hand hield hij een klein zilveren trompetje, waar hij een oorverdovende riedel op blies. Ik rende weg, want hij liet zijn feesttoeter zakken en hief een vinger op, dus hij was ongetwijfeld gekomen om er de een of andere calvinistische boodschap in te drammen. Maar hoe hard ik ook holde, de hoogbejaarde hield me ondanks zijn trage tred met gemak bij. Ik werd moe, en mijn voeten bleven steeds meer aan de grond plakken. Ik draaide me om toen ik niet meer verder kon. Laat de boodschap maar komen, Joost, murmelde ik vermoeid.
Daar was hij al. Hij had een flinke grijze baard, en in zijn ogen flakkerde het vuur van zijn passie. Eerst blies hij weer even op zijn trompetje. Ik wilde mijn oren dichthouden, maar mijn armen waren helemaal slap geworden. Daar ging zijn vinger al omhoog. Ik deinsde achteruit. Vermanend sprak hij:

Waer de nootdwang heerscht, verliest de deught haer stof.
Waer 't menschelijck geslacht veranderloos, hoe zouden
De deughden haeren glans en kroon en loon behouden!


Ach ja, citeren uit eigen werk, zo kon ik het ook. Ik herkende de zojuist uitgesproken woorden heus wel. Die had hij niet ter plekke bedacht. Nee, hij had ze gejat uit zijn eigen merkwaardige theologische werkje Bespiegelingen van Godts eigenschappen, waarin hij een nep-brainteaser opwerpt over de vrije wil. Nootdwang trouwens, dat is ouderwets voor dwang van buiten.
Ik lachte hem uit. "Bedenk eens wat nieuws, Joost!" spotte ik. Hij hief zijn stok om mij te slaan. Ik werd wakker op het moment dat het hout mijn schedel raakte.
Roerloos lag ik in bed. Ik herhaalde Vondels preek. Het ging natuurlijk alleen om het eerste zinnetje. Die andere twee had hij er alleen bijgezegd omdat het anders wat kort was geweest. Het liefst had hij die hele Bespiegelingen van Godts eigenschappen opgedreund, maar dat was hem nooit in één droom gelukt. Die ene zin gaf wel te denken trouwens. Eigenlijk was ik het er wel mee eens.
De vrije wil bloeit op daar waar zij zich onttrekt aan dwang, dat was ook mijn eigen ervaring. En in haar kielzog sleurt ze daadkracht en creativiteit met zich mee, die loskomen en hun energie vrijgeven.

Zorg dan dat niet moet wat je doet!

Het was alsof er een lichtschakelaar werd omgedraaid, toen deze woorden als een olievlek van vrije associatie kwamen bovendrijven. Alles kwam samen. De hemel sloot zich weer. Ik zweefde een meter boven mijn bed, omgeven door een rode gloed. En ik begreep.

De volgende ochtend produceerde ik voor het eerst een blogstuk dat geen huiswerkopdracht was. Niemand had erom gevraagd. Ik schreef het uit vrije wil. Er was geen nooddwang mee gemoeid. Het kostte geen moeite. Het moest niet, maar ik deed het toch. En het was lekker.


bevrijd

Vanaf dat moment voelde ik me bevrijd. Bevrijd van de last om te vinden dat je moet weten waar je het allemaal voor doet. Ik wist het niet! Het kon me niet schelen! Vroeger had ik meestal opdrachtgevers gehad die van mij artikelen of verhalen verlangden van een bepaalde lengte, of met een bepaalde strekking en inhoud, en binnen een bepaalde tijd. Dat was me steeds meer gaan tegenstaan; het smoorde de vrijheid en dus de fantasie.
Maar nu waren er geen opdrachtgevers meer. Er was geen afgesproken lengte meer. Er was geen deadline meer. Schrijven ging nu vanzelf; ik hoefde met niemand rekening te houden; zelfs niet met mijn lezers! En aan inspiratie ook geen gebrek.

M. en Vondel hadden mij dat aangereikt. M. heeft een goed psychologisch inzicht. Zij weet dat je iemand niet de hemel in moet prijzen. Maar een beetje aanmoedigen mag. "Leuk stuk, mag nog best wat langer!"riep ze laatst over een zeer uitgebreid blogsel dat handelde over Rembrandt's uitzicht vanaf zijn atelier aan de Bloemgracht, en de invloed daarvan op zijn meesterwerk De samenzwering van Claudius Civilis .
Dat is heel aardig, en ik doe nu echt mijn best. De tijd dat alles op een A-viertje moest passen, is definitief voorbij.


naschrift

Toen ik het ontroerende briefje van P. Bouwman aan de pastoor erbij pakte om hem te scannen voor dit stuk, viel me opeens een geschreven tekst op die bovenaan op de achterzijde was gepriegeld met een zacht rooms-katholiek potlood. Het was vrijwel onzichtbaar wat er stond, zo had de tand des tijds aan de letters gevreten. Maar door deze tekst ook te scannen en met Photoshop te verscherpen, kon ik de volgende zinnen ontcijferen:

(klik om groter te maken)


Nu berst een bron van blijschap uit onze aders,
Op ’t klinken van de zilvre Vreêtrompet


Dat was kras. Gelukkig kende ik mijn klassiekers. Deze zinnen kwamen uit een aangrijpend gedicht dat Vondel een paar jaar na de dood van zijn vrouw Maeyken schreef. Dit gedicht bestaat uit twee delen: een klaagzang en een lofzang. Vondel was in een diepe put terecht gekomen na de dood van zijn vrouw en van een paar van zijn kinderen in voorgaande jaren. Hij vermant zich, zo schrijft hij, en poogt aarzelend weer uit die put te kruipen. Maar de hernieuwde confrontatie met de hectiek van het dagelijkse leven jaagt hem angst aan. Moedeloos wil hij zich weer in de put laten glijden, maar op dat cruciale moment verschijnt er een engel, althans zo beschrijft hij dit in het gedicht, dat overigens maar deels bewaard is gebleven. Die engel heeft een allegorische trompet vervaardigd uit het zuiverste onschuldige zilver, waarmee hij Vondel weer levenslust inblaast, genoeg om hem definitief uit de put te doen kruipen. Theatraal geeft Vondel, aan de put ontsnapt, uiting aan blijdschap:

Nu berst een bron van blijschap uit onze aders,
Op ’t klinken van de zilvre Vreêtrompet


Dan zijn we rond. Wat dat trompettencitaat op het briefje doet, zal wel altijd onduidelijk blijven. Maar ik heb besloten om Vondel te vergeven voor de enorme herrie die hij maakte in mijn droom.

1 opmerking:

boekenlegger21 zei

In roerige tijden (1618) schreef Vondel zijn kritiek vermomd in een Griekse tragedie om aan eventuele vervolging te ontkomen. Het is nu 2011 dr. Frankl......is er dan helemaal niets veranderd?