27 april 2011

#15 Ontdek wat YouTube video te bieden heeft


Youtube is leuk, te leuk eigenlijk. Youtube is verslavend, en het ODE een dealer die dagelijks honderden gebruikers in de gelegenheid stelt om hun ding te doen. Gratis en voor niets!
Youtube zit ook op m'n mediaplayer, zodat ik thuis lekker op de tullefiesie naar filmpies kan kijken van 's ochtends vroeg tot 's ochtends vroeg.

Aanvankelijk had Google zelf een filmpjes-site. Vervelend voor de verslaafde gebruiker, die steeds hiertussen moest switchen en Youtube, omdat veel filmpies wel op de ene site stonden maar niet op de andere.
In zijn onmetelijke wijsheid heeft Google toen echter de creditcard getrokken, Youtube opgekocht, en de eigen filmpjesdienst opgeheven.

Op dat moment had ik al een Youtube-account. Ik kreeg een keurig meeltje van Google dat ik voortaan met mijn Google-gegevens kon inloggen, en klaar was dr. Frankl.

De laatste tijd maak ik zelf wel eens een filmpje. Dat zet ik dan op Youtube en wel hier.

Ook geef ik samen met collega R.incidenteel filmles, en dat zet ik dan
hier.
Het stelt nu nog niet zo veel voor, maar het aantal filmpjes op beide accounts zal gestaag groeien.
Sporadisch gebruik ik Youtube om film-experimentjes te delen. Ik zet ze dan in een afgeschermde omgeving, waar de link voor nodig is om ze te kunnen bekijken.
Uploaden doe ik met Chrome. Chrome heeft standaard een erg handige applet: je hoeft filmpjes alleen maar op een vakje van de uploadpagina te schuiven, en het uploaden begint, waarna het filmpje ook nog eens automatisch naar het juiste bestandsformaat wordt geconverteerd. Een enkele keer kloppen daarna de beeldverhoudingen niet meer. Het is daarom zaak om te noteren welk formaat je precies hebt geupload; dan weet je voor de volgende keer ook meteen of dat de goeie is.

26 april 2011

#14 Instant Messaging


M'n eerste ervaring met online kwekken had ik een kleine 20 jaar terug. Zomaar wat lullen met Americanen: wat een wonder! Het bezorgde me dezelfde sensatie als mijn eerste ruimtereis, en de eerste keer dat ik Startrek op een kleurentv zag.
Met twee van die Americanen heb ik nog een tijdje contact gehouden, zelfs na mijn ontdekking dat online kwekken voor hen al jaren gelijk stond aan eten en drinken. Later stuurden ze me een fotootje van zichzelf: twee met hun luie stoelen vergroeide dikkerds, die beter eens wat aan sport zouden doen. Een van hen is kort nadien overleden aan een hartaanval. Hij was ergens begin 40, en liet twee kinderen na.

Sindsdien heb ik nog wat chatprogjes gebruikt, waaronder MSN, ICQ en kom.... hoe heette het ook alweer: een Spartaans uitziend venster waar van tevoren heel wat op moest worden ingesteld.
Maar chatten is toch nooit mijn ding geworden. Het is me te vluchtig, en gaat me niet diep genoeg. Ook met mijn vrienden gaat m'n voorkeur uit naar mail-contact boven chatten. Ik wil over een zin kunnen nadenken en er aan kunnen sleutelen. Chatten doe ik dus allang niet meer. De laatste keer was een jaar of wat geleden, toen ik voor een andere cursus aan het chatten sloeg met de babbelbox van Aladin. Dat was best gezellig, maar niet erg praktisch.

Op m'n blog heb ik nu een kwekplek ingericht. Omdat ik niemand wil lastigvallen met mijn eigen gekwek, heb ik maar even een gesprek met mezelf gedaan, door op twee verschillende merken browser in te loggen onder verschillende accounts. Het is een onverwacht interessante chatsessie geworden, die nieuwe vergezichten heeft geopend:


Chatten kan best nuttig zijn binnen dit bedrijf. Je moet wel twee dingen zien te voorkomen:

- Dat het hele bedrijf dingen te zien krijgt die slechts voor enkelen van belang zijn
- Dat het ontaardt in zwakzinnig gelul.

Doel is: snelle kennisoverdracht van praktische zaken.
Allereerst moeten er chatgroepen worden gemaakt: 1 per verdieping, 1 per vestiging, 1 per logistieke eenheid, en misschien nog wel een paar. Uiteraard overlappen die elkaar.
Streven moet zijn om zo gericht mogelijk een vraag te stellen, waarbij alleen de relevante chatgroep wordt aangeroepen/uitgenodigd.
Mocht het zinvol zijn, dan moet ook het hele bedrijf kunnen worden aangeroepen.

Als ik het voor het zeggen had, zou ik zeker eens experimenteren met deze formule - over details, zoals het te gebruiken progje, worden we het dan wel eens.

21 april 2011

#13 Online kantoortoepassingen - update



Wij selecteurs hebben een hondenbaan. Niet omdat boeken en cd's kopen met het geld van de baas nou zo'n akelige bezigheid is, maar meer omdat alles moet worden geadministreerd.
Ik als opperslecteur heb de vervelende taak om de cijfers van mijn medeselecteurs te vergaren, op te tellen, analoog te verwerken, in een spreadsheet te gooien en vervolgens te mailen naar diverse zogenaamde accountmanagers, die deze spreadsheet printen en boven hun bed hangen.

Maar dit alles is verleden tijd. Geinspireerd door de dingencursus kreeg ik het (in alle bescheidenheid) geniale idee om de spreadsheetfunctie van Google Docs te gaan gebruiken.
Ik heb de bestaande spreadsheet geimporteerd, lees-en bewerkrechten gegeven aan mijn medeselecteurs, en leesrechten aan de accountmanagers.
Voortaan voegen de selecteurs hun uitgaven rechtstreeks in in de spreadsheet. De verantwoordelijkheid die eerst bij mij lag, is nu dus gedeeld. En de accountmanagers hoeven niet meer bij mij te bedelen om de laatste verwerkte cijfers, want de cijfers zijn voortasn zo up to date als de krant van vandaag.

Samenvattend: van de achttien handelingen die ik voorheen moest verrichten, zijn er zeventien nutteloos geworden. Een enorme tijdsbeparing, die ik ga inzetten om eindelijk mijn paper eens te voltooien die handelt over de zeden en gebruiken van de ODE-bezoeker.

16 april 2011

Uitslag van de prijsvraag



De vraag was: Moet alles wat er in een blog staat, waar zijn of niet?
Het juiste antwoord is: Nee.
Zes inzenders hebben de vraag goed beantwoord. Onder hen zal een boek worden verloot.
#13 Online kantoortoepassingen

Google Docs gebruik ik sinds begin 2007, maar sporadisch, en nimmer in de functie van tegelijk aan een document werken.
Twee van mijn collega's en ik hebben de proef op de som genomen, en samen aan een document gewerkt. Het resultaat was hilarisch, zoals onderstaande schermafdruk laat zien.


Docs liep regelmatig vast, en het was niet altijd duidelijk wie wat aan het schrijven was. Maar dat kwam waarschijnlijk omdat we allemaal op hetzelfde plekje in het document aan het tikken waren. Mijn huisgenoten werken met Google docs zonder dat er iets vastloopt, en het is evident dat het een enorm praktische toepassing kan zijn.
Zelf heb ik besloten om mijn documenten wat vaker in Docs te schrijven.

10 april 2011

Ding #12 Microblogging met Twitter



Dr. Frankl vindt de zoekfunctie van Twitter wel leuk. Om die te gebruiken hoef je niet eens lid van de Vrolijke Twitterclub te zijn. Als je snel even iets wil weten, bijvoorbeeld of het klopt dat er een vent op het dak van je werk staat, klaar om te springen, heb je aan Google of de radio bitter weinig. Aan Twitter iets meer, want dan blijkt plots dat er tientallen bezoekers stiekem zitten te twitteren (ja, stiekem, want als je naar een Twitter toeloopt, klikt hij snel het scherm op zijn notebook weg, en verschijnt de scriptie weer waar hij zogenaamd op aan het zwoegen is).

De informatie die je zodoende krijgt is niet bijzonder betrouwbaar. Maar zie: door het massale karakter ervan ontstaat er een zelfreinigend effect, een beetje vergelijkbaar met dat van wiki's.
Het resultaat: ik wist al dat de arme man van hierboven was gesprongen nog voor hij beneden was aangeland.

Dit was de eerste keer dat ik de gebundelde informatie van Twitter gebruikte om iets te weten te komen. Het was me in 1 klap duidelijk hoe krachtig deze informatiebron kan zijn.

Mijn eigen Twitteraccount (gebruikersnaam franklyck) bestaat al een paar jaar. Mijn laatste tweet geeft een aardige impressie van mijn interesse in het twitteren:

Met een speciaal nagelflieber onder m'n grote linker teennagel gepierd tegen ongewenste ingroei

Die is van 9 augustus 2009.
De een twittert zich een slag in de rondte, de ander houdt meer van jagen of lezen.
Ik volg 1 persoon, maar dat is niet van harte. Ik heb 2 volgers. De een wil mijn hond uitlaten, maar ik heb geen hond. De ander wil geloof ik met me naar bed. Als iemand haar wil, mail me maar.

In korte tijd heeft Twitter zich ontwikkeld tot een schaduw-informatienetwerk. Alle columnisten, bloggers en journalisten hangen eraan.

Twitter, of een ander instant messaging medium, kan in de biep best handig zijn, zolang het gebruik maar niet verzandt in gelul. Een apart appje (klein MSN-achtig schermpje) is dan wel zo handig.
#11 Ontdek wiki's en hoe bibliotheken ze kunnen toepassen



Ik heb zelden met wiki's gewerkt, maar sta open voor de mogelijkheden die ze bieden.
Van de links op de site van Amsterland vind ik de pagina van Frankwatching het interessantst. Niet alleen het stuk van Frank zelf, maar ook de reacties daarop. Duidelijk blijkt dat er behalve een theorie ook een praktijk is.
De theorie is: laagdrempelig en efficiënt kennis delen.
De praktijk is of kan zijn: kennis wordt niet altijd met de juiste mensen gedeeld, en veroudert net zo snel als de kennis op de vermaledijde intranetjes.

De in het Amsterland aangedragen wiki's geven geen duidelijk beeld van hoe intensief ze worden gebruikt en bijgehouden, en door wie allemaal. Van sommige is de laatst toegevoegde informatie alweer twee jaar oud.
Andere wiki's laten vooral meta-informatie zien van wiki's, of geven overzichten van een paar duizend blogs die een paar duizend bibliothecarissen op dagelijkse, wekelijkse of jaarlijkse basis bijhouden. Is dit handig? Is dit onhandig?

Ik denk hardop na over informatie. Informatie heeft dezelfde innerlijke dynamiek als een bureaucratie: ze zoekt naar manieren om zichzelf te vermeerderen. Naar mijn opvatting moeten we juist streven naar minder informatie (en bureaucratie).

Dit is de essentie van het informatietijdperk waar we sinds een jaar of 15 in aan het glijden zijn: we verzuipen in de informatie, en ondertussen wordt het alleen maar moeilijker om de informatie waar we wat aan hebben te onderscheiden van de informatie waar we niet naar op zoek zijn. Met de komst van het informatietijdperk is het zoeken naar informatie verschoven naar het negeren ervan.

Wellicht kunnen wiki's daar toe bijdragen, maar dan op een veel ad hokkerige manier dan in de aangedragen voorbeelden het geval is. Je moet razendsnel en vrijwel drempelloos een wiki kunnen starten en bewerken met de mensen die een bepaald gemeenschappelijk ad hoc belang delen. Voordelig is het uitgesproken platte karakter van een wiki. Er is geen hiërarchie, geen hoofdredactie, geen censuur, hooguit een moderator die wat invloed kan uitoefenen op structuur en lay out.

Op het ODE tobben we met het probleem dat er allerlei praktische weetjes zijn waar je heel goed zonder kan, totdat je zo'n weetje een keer nodig hebt om een specifiek probleem te lijf te gaan dat op die verdieping speelt. Voorbeeld: ik werk eens een keertje op de jeugdafdeling. Er komt een groep mensen die het theatertje heeft gereserveerd, maar dit zit dicht met een slot met geheime code. Wat is die code? Er staan 30 mensen te trappelen, dus er is haast bij.
Ik heb wel eens voorgesteld om dergelijke informatie ongestructureerd in een document te gooien dat op elke verdieping toegankelijk is. Je gebruikt dan de zoekfunctie om de informatie terug te vinden waar je zo dringend naar op zoek bent. Om de informatie op peil te houden is een klein beetje zelfdiscipline van het personeel nodig.

Toen ik dit idee voor het eerst opperde, een jaar of 6 geleden denk ik, vond het geen enkele weerklank. Zou de tijd er nu wel rijp voor zijn, dankzij het gemak van wiki?
Er is maar 1 manier om daarachter te komen: er gewoon aan beginnen. Misschien doe ik dat wel.

Een piepklein wiki-tje van mij staat er in inmiddels. Het is een kennisbank voor de meest beruchte problemen en hun oplossingen, behorend bij het monteren met een bepaalde versie van een bepaald pakket. De wiki is bedoeld voor iedereen in de biep die zich bezighoudt met filmprojecten.

Even over de opdracht, een favoriet toevoegen aan een favorietenwiki: na twee mislukte pogingen om mijn bijdrage te leveren, is mijn conclusie dat deze wiki voor mij te hoogdremeplig is. Dat is jammer voor iedereen, want ik had mijn favoriete duivekater erop willen zetten.
Hier als troost een plakje, dat kort na het maken van de foto in mijn mond belandde.
Wil je de korreltjes geraspte citroenschil zien? Klik dan even op het plakje.

06 april 2011

Alles is mogelijk: Muisarm (2)

Hier is het eerste deel van deze rubriek.

Zitten is een werk-woord! riep de legendarische stoelentimmeraar Gerrit Rietveld in 1921 nukkig tegen een van zijn eerste opdrachtgeefsters, een puissant rijke weduwe, die zich wel aangetrokken voelde tot de back to the basics-filosofie van De Stijl in het algemeen, en Gerrit in het bijzonder. De weduwe had het gewaagd om een opmerking te maken over het gebrekkige zitcomfort van zijn laatste ontwerp. Geen wonder: het ding zag eruit als een luie versie van een elektrische stoel, waarin je heel relaxed werd gebraden.


Zitten is een werk-woord. Niet met je dikke luie reet in een lekkere stoel, nee, dat is voor proleten. Voor verantwoord zitten moet je bereid zijn te lijden. Toen die boodschap er eenmaal was ingeramd, stonden de mensen weldra in de rij voor Rietveld.

Ziehier in een notendop de basis van het spanningsveld dat er bestaat tussen ontwerper en gebruiker, een spanningsveld dat diep in de 18e eeuw geboren werd, op het moment dat ontwerpers van allerhande gebruiksvoorwerpen zich in toenemende mate gingen beschouwen als kunstenaars, hun ambacht zagen als een uiting van hun individueelste expressie, en hun rijke en ontwikkelde klanten die toch al graag de mecenas uithingen, daar met open ogen instonken.

Negentig jaar na dit incident tussen Rietveld en de rijke weduwe kunnen we vaststellen dat onze stoelentimmeraar, die ik overigens hoog heb zitten, ondanks de al te rigide toepassing van een bepaalde filosofie aan het begin van zijn carriere, slechts aan de basis heeft gestaan van een ontwikkeling, waarvan het einde nog niet in zicht is.
Een zeer belangrijke stap werd gezet toen gebruiksvoorwerpen waarvan het gebruik ondergeschikt was gemaakt aan de vormgeving hun intrede deden in de openbare ruimte. De belastingbetaler mocht vervolgens het geld ophoesten voor deze produkten, waarvan hij zelf noodgedwongen gebruik moest maken.

Om even mijn eigen standpunt neer te zetten: ik ben geen tegenstander van design, maar behoor wel tot de ouderwetse stroming, beproefd en reeds duizenden jaren oud, die zegt dat vorm functie dient te volgen en niet andersom.

In de nieuwe bibliotheek staat heel veel design, dat er vaak goed uitziet, en bovenal prettig in gebruik is.
Een uitzondering zijn de iMacs die op de balies staan. Ze zijn bedoeld voor het publiek om de catalogus te raadplegen.


Platte schermen met een toetsenbord dat associaties wekt met een aanrecht.

Het toetsenbord is hufterproof. Dat betekent dat je er ook als een hufter op moet rammen om te voorkomen dat zoekwoorden maar gedeeltelijk verschijnen. Dat is met name jammer voor kinderen en bejaarden. Voor hen zijn deze toetsenborden niet echt geschikt, misschien met uitzondering van de hoogbejaarden, die in een grijs verleden nog onderworpen zijn geweest aan de weerbarstigheid van een Remington 1887.


Maar ook gezonde mannen en vrouwen in de kracht van hun leven worstelen ermee. Zij werken in het dagelijks bestaan immers met vederlichte toetsenborden. Als ze met tien vingers razendsnel hun zoekopdracht inponzen, moeten ze dat door de gemiste letters daarna bijna altijd nog eens doen, met meer kracht en met minder vingers.

Een nog ernstigere tekortkoming is echter het gebrek aan een muis.



Zoals zichtbaar op de foto heeft het toetsenbord een ingebouwde muis: een linker- en een rechter muisknopje, en een stalen bal om het pijltje mee te bewegen.
Terwijl echter iedereen weet wat met een gewone muis te doen, is dit bij deze metalen designmuis minder evident. Van het balletje wordt de functie meestal wel herkend. Voor de twee knopjes ligt dit anders.

De volgende waarneming heb ik vaak kunnen doen: een klant slaagt er eindelijk in om met de stalen bal het pijltje te sturen naar de link in de catalogus waarachter de benodigde informatie over het betreffende boek zit. Instinctief ramt de klant op de hufterproofe enter-knop - er is immers geen muisknop die als zodanig wordt herkend. Er gebeurt niets. Nog enige rammen volgen, maar alles blijft zoals het was. Waarop de klant gefrustreerd afdruipt, maar gelukkig nog net op tijd door de attente dr. Frankl wordt opgevangen en getroost. Ik kan niet met die dingen overweg, moppert de klant.
Achter deze woorden gaat het inzicht schuil dat het zijn eigen schuld is dat het niet wil lukken.

Deze klant bevrijd ik van die illusie. Ik leg hem uit hoe de muis op het toetsenbord werkt, schets in het kort de filosofie van de Belevenisbibliotheek ter verdediging van het gebrek aan een elementaire voorziening, zoals de muis daar beslist een van is, we doen samen een oefeningetje Omgaan met hufterproofe muizen, en aan het eind van alles is de klant me innig dankbaar. Niet in de eerste plaats omdat hij nu weet hoe hij moet omgaan met dit stukje design, maar vooral door het stukje eigenwaarde dat ik hem heb teruggegeven: het ligt allemaal niet aan hem; nee, het ligt aan de macht die designers hebben, een macht waar zij misbruik van maken. Ik zal het woordje designterreur vermijden als weinig diplomatiek, maar laten we zeggen dat deze term best een bron zou kunnen zijn van enige bespiegelingen over de rol van de moderne designer in onze samenleving.

Mijn hart ligt bij de klant. Op 7 juli 2007 - ja, de dag van de opening - viel me voor het eerst op dat het muisloze toetsenbord een onnodig obstakel kan vormen tussen de klant en de informatie die hij zoekt, in plaats van een hulpmiddel. Vanaf dat moment heb ik geprobeerd om gedaan te krijgen dat er een paar tientjes werd besteed om dit probleem de wereld uit te helpen. Zoals hieronder te zien, bestaat die oplossing immers uit het simpelweg in een vrije USB-poort steken van een muis achterin elke iMac.


Het is tot nog toe tevergeefs. Ik kan het met collega's en directe leidinggevenden bespreken, maar op die niveaus blijft het hangen. Er wordt niets aan gedaan, en ook nog eens onbeargumenteerd. Wij leven onderin een moeras van stroop en drab, die het zicht op wat er boven ons gebeurt vertroebelt.

Wat kan ik anders concluderen dan dat er 1) iets schort aan de communicatie binnen het bedrijf, met name waar het gaat om die van beneden naar boven, en 2) er een zekere onverschilligheid heerst ten aanzien van de dagelijkse kleine probleempjes waar onze doelgroep mee te maken krijgt?

Over de term designterreur, die ik zelf dus niet in de mond zal nemen, valt nog veel meer te zeggen. Maar ik eindig deze aflevering met de optimistische woorden van een man die voor wel hetere vuren heeft gestaan dan voor het oplossen van een paar probleempjes met muizen:
Alles is mogelijk.

02 april 2011

1 april!



De ene 1 april-grap kun je geslaagd noemen; de andere gaat de mist in. We zeggen dat een 1 april-grap de mist in is gegaan, als niemand er in is getuind.

Sommige 1 april-grappen zijn echter goed, ook al is niemand erin getuind.
In die speciale categorie valt onderstaande grap. Kijk maar eens heel goed, en lees dan pas verder (klik om te vergroten).



Iedereen had in 1997 meteen door dat dit een grap was. Haha, bibliotheekpersoneel in bedrijfskleding, hoe verzin je het, was toen de teneur van de reacties.

Tien jaar later werd er bedrijfskleding ingevoerd, en niemand dacht nog dat het een grap was.

Onze directeur beschikt dus wel degelijk over gevoel voor humor. Alleen lijkt het soms van niet, omdat hij zijn tijd nu eenmaal vooruit is. Zijn grap kwam dus een paar jaar te vroeg.

Een ander speciaal type 1 april-grap is de bak die zo subtiel is, dat je aan het twijfelen slaat.
CNN kwam gisteren met het bericht dat Google een app aan het ontwikkelen is voor smartphones, waarmee mensen kunnen worden geidentificeerd als je een foto van ze maakt. Je ziet dan naam, telefoonnummer, email-adres, kortom alles wat de persoon in kwestie in zijn Google-profiel heeft gezet en waarvoor hij toestemming heeft gegeven om op die manier openbaar te maken. Het bericht werd overgenomen door media in de hele westerse wereld.

De grap is zo goed, omdat het technisch gesproken mogelijk is of lijkt om zo een app te maken. Gezichtsherkennende software bestaat er inmiddels; zelfs het gratis beeldbewerkingsprogramma Picasa, niet toevallig eigendom van Google, heeft sinds kort dit snufje. Geef Picasa een paar leeropdrachten, en het progje ploegt je hele fotoverzameling af met een vette tagstempel in de knuist.
En profielinformatie op deze manier de cloud in jassen is natuurlijk ook een peulenschil, zeker voor een Grote Broer als Google.

Het vereist enig doordenken om te beseffen dat dit toch een grap moet zijn. Nog wel.
Ding #10: Cloudstrofobie (vervolg, tevens slot)



Collega en regisseur RvD ontdekte laatst tot zijn schrik dat Microsoft vindt dat de mensen die in je adresboek staan ook je vrienden zijn, en daarom gratis en ongemerkt deel mogen uitmaken van wat je allemaal voor foto's en documenten op je MSN-hoekje kwakt.
Microsoft weet niet wat vrienden zijn. Het begrip vriendschap is ernstig gedevalueerd, dat hadden we al eerder geconstateerd.
Ergens op MSN kan je wegvinken dat de mensen in je adresboek ook je vrienden zijn, maar ga dat maar eens zien te vinden. Het kwalijke is dat je het zicht makkelijk kwijtraakt op wat er allemaal met je privé-dingen gebeurt, door het oerwoud van mogelijkheden dat MSN biedt om je stek te beheren. Ze zouden het niet cloud computing moeten noemen, maar fog computing.

Dr. Frankl geeft het maar eerlijk toe. Dr. Frankl lijdt aan cloudstrofobie. Na het te hebben bijgelegd met Yahoo (heren: het klassieke bosje bloemen is nog steeds een tovermiddel), heeft hij op zijn werk her en der wat Deliciousknoppen in werkbalken geschroefd, om zodoende de geneugten van het tagging-gebeuren volop te kunnen proeven. Zoals eerder gezegd, werken die knoppen nog niet goed in Google Chrome. Daar krijg je maar één lullig dingetje, terwijl er in Internet Explorer een hele batterij van wel drie knoppen verschijnt.

Een paar dagen van gepiel, geklooi en gefröbel leiden tot de volgende conclusie:
Dr. Frankl houdt van eenvoud. Delicious poogt heel verdienstelijk om het leven tien procent eenvoudiger te maken. Dat lukt weliswaar, maar het hulpmiddel om dit te verwezenlijken maakt het leven vijftien procent ingewikkelder.
Dr. Frankl heeft dit laten doorrekenen door de Algemene Rekenkamer. De uitkomst: netto is dr. Frankl's leven met Delicious vijf procent ingewikkelder dan zonder.
Dat komt met name door de lichte opdringerigheid van Delicious, en door het aanbieden van oneindig veel mogelijkheden. Daar is het sociale bookmarken er een van. Dr. Frankl heeft al genoeg besognes met zijn eigen boekmarks; doe me een lol, Delicious Punt Kom, en gooi daar niet nog een schep bovenop!

Zie hier dan de paradox: mogen - lees: moeten kiezen uit oneindig veel dingen verwordt tot een keurslijf. Begrenzingen, of kaders, zoals sommige mensen zeggen, vormen de pijlers van vrijheid. George Orwell bedoelde het cynisch toen hij Big Brother Freedom is slavery; slavery is freedom liet zeggen. Er zit echter een kern van waarheid in.

Maar aan deze bevindingen mogen geen algemene conclusies worden verbonden. Wie gelukkig is met Delicious, moet er vooral mee doorgaan. Wie er van houdt om in de cloud met zijn boekmarks op te lossen zoals een slak in een heuvel zout: vooral doen! Voor jou tien andere slakken!

Dr. Frankl's persoonlijke voorkeur gaat echter uit naar de oplossingen die Google biedt, zoals in het vorige artikel beschreven. Google heeft eerst zelf heel erg hard nagedacht, en dit gebeurde deels in Google Labs, waar nieuwe produkten worden getest voor ze op de markt komen. Daarna heeft Google een paar knopen doorgehakt, en een heleboel keuzes voor de gebruiker gemaakt. Hierdoor wordt die gebruiker heel veel gepieker ontnomen, zodat hij zijn hersencapaciteit kan inzetten voor belangrijkere zaken, zoals voor het oplossen van het door Corax van Syracuse voor het eerst beschreven vraagstuk waarom kijkend in een spiegel (of in de weerspiegeling van het water) links en rechts met elkaar van plaats verwisselen, maar boven en onder niet.
Het boekmarkdeel van Google oogt hierdoor erg Spartaans vergeleken met de brij van aan elkaar geknoopte toepassingen en mogelijkheden van Delicious, en aan sociaal taggen en boekmarken doen ze al helemaal niet. Dr. Frankl heeft een natuurlijke affiniteit met Spartaans. En naarmate de technische mogelijkheden toenemen, wordt zijn behoefte aan Spartaans alleen maar groter.

Wees niet bang, lezertjes en lezerinnetjes. Dr. Frankl zal Delicious niet alsnog aan de kant zetten en zijn bloemen terugpakken. Hij zal er nog wat mee blijven stoeien. Zijn keus heeft hij echter gemaakt. Gelukkig voor Delicious past op ieder potje wel een dekseltje.


Terzijde:
Bovenstaand schilderijtje, ruim een half millennium geleden geverfd, hangt in Gent. Alles bij elkaar heeft dr. Frankl reeds uren voor deze Madonna doorgebracht in vervoering, vertedering en verrukking. Vraag hem niet waarom. Hij weet het niet, en hij wil het niet weten.
In boeken wordt dit schilderij afgebeeld zonder de lijst. Een gemiste kans. Die lijst is zeer oud, met dezelfde toewijding en ambachtelijkheid gemaakt als het doek zelf, en vormt er een eenheid mee. Ze herbergt ook zichtbaar een geschiedenis van lust en lijden. er is aan getimmerd en geknobbeld, maar nimmer heeft iemand het in zijn hoofd gehaald om haar te vervangen.
Doek en lijst worden beschermd door bomvrij glas. Dat is jammer, maar begrijpelijk.
Om die reden en omdat zijn gangen nauwlettend in de gaten werden gehouden door een geavanceerd camerasysteem voorzien van gezichtsherkenning, is de foto die dr. Frankl van een detail van de lijst heeft gemaakt, niet zo scherp (klik om de nerven, de duvels, de bloemetjesmotieven en de laatste sporen van verf aan te raken).
Maar neem van me aan: de vervoering, vertedering en verrukking gaan ook uit naar deze lijst.



01 april 2011

Het Postgebouw

Het Postgebouw is er niet meer.
Het werd in fases gebouwd in de jaren 1962 tot 1968. Omdat het vanaf NEMO het eerste bouwwerk was in het rijtje waar ook de bibliotheek staat, was het gezichtsbepalend.
De bouwstijl was functionalistisch, al zagen we dat er niet meteen aan af. Wie weet er helemaal wat voor functies een postgebouw allemaal heeft? Het enige dat we wisten, was dat je er na de laatste lichting nog een brief naar toe kon brengen die heel nodig moest worden gepost.
Functionalistisch of niet: het had ook iets sierlijks. Ik keek er graag naar.

Drie dagen na de opening van het ODE maakte ik deze foto (klikken om te vergroten).


Helemaal vooraan is nog de laagbouw te zien die onderdeel uitmaakte van het gehele complex. Die laagbouw ging als eerste tegen de vlakte.

Al wat nog rest, dankzij de vertraging van het licht, is de weerspiegeling van het laatste stompje Postgebouw in de flank van het conservatorium. Die weerspiegeling zal spoedig zijn gedoofd, en dan is het voorbij.


Er is één lichtpuntje. Plotsklaps is de zijkant van het Conservatorium zichtbaar. Die zijkant bestaat uit glas in verschillende kleuren. Overdag speelt de zon ermee in elkaar voortdurend afwisselende effecten. Dat is ook goed waarneembaar als je door de gangen langs de glazen schil van het conservatorium wandelt.
Maar als de zon eenmaal onder is, komt het vertier opeens van binnen. De gevel verandert in eengigantische lamp; een orgie van licht en kleur.
Haast je om dit te bewonderen, want over een paar jaar is dat voorgoed voorbij.