06 april 2011

Alles is mogelijk: Muisarm (2)

Hier is het eerste deel van deze rubriek.

Zitten is een werk-woord! riep de legendarische stoelentimmeraar Gerrit Rietveld in 1921 nukkig tegen een van zijn eerste opdrachtgeefsters, een puissant rijke weduwe, die zich wel aangetrokken voelde tot de back to the basics-filosofie van De Stijl in het algemeen, en Gerrit in het bijzonder. De weduwe had het gewaagd om een opmerking te maken over het gebrekkige zitcomfort van zijn laatste ontwerp. Geen wonder: het ding zag eruit als een luie versie van een elektrische stoel, waarin je heel relaxed werd gebraden.


Zitten is een werk-woord. Niet met je dikke luie reet in een lekkere stoel, nee, dat is voor proleten. Voor verantwoord zitten moet je bereid zijn te lijden. Toen die boodschap er eenmaal was ingeramd, stonden de mensen weldra in de rij voor Rietveld.

Ziehier in een notendop de basis van het spanningsveld dat er bestaat tussen ontwerper en gebruiker, een spanningsveld dat diep in de 18e eeuw geboren werd, op het moment dat ontwerpers van allerhande gebruiksvoorwerpen zich in toenemende mate gingen beschouwen als kunstenaars, hun ambacht zagen als een uiting van hun individueelste expressie, en hun rijke en ontwikkelde klanten die toch al graag de mecenas uithingen, daar met open ogen instonken.

Negentig jaar na dit incident tussen Rietveld en de rijke weduwe kunnen we vaststellen dat onze stoelentimmeraar, die ik overigens hoog heb zitten, ondanks de al te rigide toepassing van een bepaalde filosofie aan het begin van zijn carriere, slechts aan de basis heeft gestaan van een ontwikkeling, waarvan het einde nog niet in zicht is.
Een zeer belangrijke stap werd gezet toen gebruiksvoorwerpen waarvan het gebruik ondergeschikt was gemaakt aan de vormgeving hun intrede deden in de openbare ruimte. De belastingbetaler mocht vervolgens het geld ophoesten voor deze produkten, waarvan hij zelf noodgedwongen gebruik moest maken.

Om even mijn eigen standpunt neer te zetten: ik ben geen tegenstander van design, maar behoor wel tot de ouderwetse stroming, beproefd en reeds duizenden jaren oud, die zegt dat vorm functie dient te volgen en niet andersom.

In de nieuwe bibliotheek staat heel veel design, dat er vaak goed uitziet, en bovenal prettig in gebruik is.
Een uitzondering zijn de iMacs die op de balies staan. Ze zijn bedoeld voor het publiek om de catalogus te raadplegen.


Platte schermen met een toetsenbord dat associaties wekt met een aanrecht.

Het toetsenbord is hufterproof. Dat betekent dat je er ook als een hufter op moet rammen om te voorkomen dat zoekwoorden maar gedeeltelijk verschijnen. Dat is met name jammer voor kinderen en bejaarden. Voor hen zijn deze toetsenborden niet echt geschikt, misschien met uitzondering van de hoogbejaarden, die in een grijs verleden nog onderworpen zijn geweest aan de weerbarstigheid van een Remington 1887.


Maar ook gezonde mannen en vrouwen in de kracht van hun leven worstelen ermee. Zij werken in het dagelijks bestaan immers met vederlichte toetsenborden. Als ze met tien vingers razendsnel hun zoekopdracht inponzen, moeten ze dat door de gemiste letters daarna bijna altijd nog eens doen, met meer kracht en met minder vingers.

Een nog ernstigere tekortkoming is echter het gebrek aan een muis.



Zoals zichtbaar op de foto heeft het toetsenbord een ingebouwde muis: een linker- en een rechter muisknopje, en een stalen bal om het pijltje mee te bewegen.
Terwijl echter iedereen weet wat met een gewone muis te doen, is dit bij deze metalen designmuis minder evident. Van het balletje wordt de functie meestal wel herkend. Voor de twee knopjes ligt dit anders.

De volgende waarneming heb ik vaak kunnen doen: een klant slaagt er eindelijk in om met de stalen bal het pijltje te sturen naar de link in de catalogus waarachter de benodigde informatie over het betreffende boek zit. Instinctief ramt de klant op de hufterproofe enter-knop - er is immers geen muisknop die als zodanig wordt herkend. Er gebeurt niets. Nog enige rammen volgen, maar alles blijft zoals het was. Waarop de klant gefrustreerd afdruipt, maar gelukkig nog net op tijd door de attente dr. Frankl wordt opgevangen en getroost. Ik kan niet met die dingen overweg, moppert de klant.
Achter deze woorden gaat het inzicht schuil dat het zijn eigen schuld is dat het niet wil lukken.

Deze klant bevrijd ik van die illusie. Ik leg hem uit hoe de muis op het toetsenbord werkt, schets in het kort de filosofie van de Belevenisbibliotheek ter verdediging van het gebrek aan een elementaire voorziening, zoals de muis daar beslist een van is, we doen samen een oefeningetje Omgaan met hufterproofe muizen, en aan het eind van alles is de klant me innig dankbaar. Niet in de eerste plaats omdat hij nu weet hoe hij moet omgaan met dit stukje design, maar vooral door het stukje eigenwaarde dat ik hem heb teruggegeven: het ligt allemaal niet aan hem; nee, het ligt aan de macht die designers hebben, een macht waar zij misbruik van maken. Ik zal het woordje designterreur vermijden als weinig diplomatiek, maar laten we zeggen dat deze term best een bron zou kunnen zijn van enige bespiegelingen over de rol van de moderne designer in onze samenleving.

Mijn hart ligt bij de klant. Op 7 juli 2007 - ja, de dag van de opening - viel me voor het eerst op dat het muisloze toetsenbord een onnodig obstakel kan vormen tussen de klant en de informatie die hij zoekt, in plaats van een hulpmiddel. Vanaf dat moment heb ik geprobeerd om gedaan te krijgen dat er een paar tientjes werd besteed om dit probleem de wereld uit te helpen. Zoals hieronder te zien, bestaat die oplossing immers uit het simpelweg in een vrije USB-poort steken van een muis achterin elke iMac.


Het is tot nog toe tevergeefs. Ik kan het met collega's en directe leidinggevenden bespreken, maar op die niveaus blijft het hangen. Er wordt niets aan gedaan, en ook nog eens onbeargumenteerd. Wij leven onderin een moeras van stroop en drab, die het zicht op wat er boven ons gebeurt vertroebelt.

Wat kan ik anders concluderen dan dat er 1) iets schort aan de communicatie binnen het bedrijf, met name waar het gaat om die van beneden naar boven, en 2) er een zekere onverschilligheid heerst ten aanzien van de dagelijkse kleine probleempjes waar onze doelgroep mee te maken krijgt?

Over de term designterreur, die ik zelf dus niet in de mond zal nemen, valt nog veel meer te zeggen. Maar ik eindig deze aflevering met de optimistische woorden van een man die voor wel hetere vuren heeft gestaan dan voor het oplossen van een paar probleempjes met muizen:
Alles is mogelijk.

Geen opmerkingen: