09 maart 2011

Alles is mogelijk (1)

Het Plein

We schrijven donderdagmiddag 24 mei 2007. De Heilige Datum 7-7-7 naderde met rasse schreden. Gespierde mannen afkomstig uit alle windstreken hingen al pratend in zeven tongen aan en in het gebouw, en legden de laatste hand aan het metselwerk, het schilderwerk, het stucwerk, het zetwerk, het voegwerk en het bibliotheekwerk. Ik stond op de derde verdieping samen met de gemeentelijke projectleider, die ik hier Whimpysinger zal noemen, en met wie ik op goede voet stond.
We keken uit over het grote plein, dat pas half was gelegd.
"Wat gaat u aan de fietsen doen?" vroeg ik.
Whimpysinger keek me niet begrijpend aan.
"Hoe gaat u voorkomen dat het plein vol fietsen komt te staan, waardoor bezoekers het gebouw amper nog in kunnen?" verduidelijkte ik.
"Er mogen daar geen fietsen staan. Het is geen openbaar plein, antwoordde Whimpysinger op geruststellende toon.
"Dat kan wel wezen. Maar hoe gaat u voorkomen dat fietsers hun fietsen daar neerzetten?" Het begon een beetje vermoeiend gesprek te worden.
"Dat is niet nodig", herhaalde Whimpysinger koppig. "Er mogen geen fietsen staan, dus er zullen geen fietsen staan. Het is een artikel 8.1 en/of 10.6-plein. Bovendien komt er een ondergrondse bewaakte fietsenstalling naast, die maar 50 cent gaat kosten."
Waarop ik drie maal met mijn staf op de grond sloeg en de volgende profetie uitsprak:

"Voorwaar, ik zeg U, Whimpysinger: ook al wordt de stalling gratis, eer de haan zeven maal heeft gekraaid, zullen vele fietsen op het plein zijn neergestreken, zo talrijk als een zwerm uitgehongerde sprinkhanen op een veld met rijpe frambozen. Het plein zal roestbruin kleuren van de rijwielen."

Hierop legde ik Whimpysinger uit hoe deze Plaag nog kon worden afgewend, waarover later meer. Het was echter of ik tegen een muur sprak.

En ziet: de profetie kwam uit. De stalling werd gratis, maar desondanks veranderde het plein reeds kort na de plechtige opening van de nieuwe bibliotheek in een massieve opslagplaats van ijzer en staal, waarin de argeloze bezoeker al wadend naar de toegang tot het gebouw jammerlijk verzoop gelijk het Egyptische leger in de Rode Zee.


De directie besloot tot keiharde maatregelen.
Allereerst ging men in het gebouw omroepen dat elke fiets die op het plein stond, binnen 10 minuten met een grijparm een kiepauto in zou worden geknepen en afgevoerd naar een onherbergzaam oord in een afgelegen uithoek van het Westelijk Havengebied.
Al snel bleek dit dreigement amper effect te hebben op de studerende, internettende, slempende of anderszins in de bibliotheek verblijvende massa's. Bovendien werd er wegens de kosten geen uitvoering aan gegeven, wat als een vuurtje rondging onder het door de bibliotheek zelf gefaciliteerde massaal twitterende volk.
Men besloot daarom tot grover geschut. Hoog op dikke betonnen palen op het plein kwamen borden te hangen met deze dreigende tekst:



De borden vielen echter amper op; omwille van de potentieel schadelijke dialoog die ze met het design van het gebouw aan zouden kunnen gaan, waren ze qua vormgeving zo neutraal mogelijk gehouden. Bovendien hingen ze een stuk boven het blikveld van de fietser die al spiedend naar een parkeerplaats het vizier licht naar beneden gericht houdt. Een heel goede plek om je fiets te parkeren was trouwens.... juist: een dikke betonnen paal.


En een nieuwe gesel daalde op de fietsers neer. Deze keer waren het in vlammend oranje gewaden gehesen mannen, die op straffe van het inhouden van hun uitkering de missie kregen om iedere fietsende onverlaat heen te zenden, nog voor hij de kans kreeg om zijn rijwiel aan het plein of een zijner objecten vast te klinken.

Maar de fietsers waren te talrijk, en te talrijk waren de fietsers. Draaide een Oranje Man zich even om, zeven fietsers parkeerden achter zijn rug. Ging een Oranje Man lunchen, zevenenzeventig rijwielen vond hij vastgeklonken bij zijn terugkomst. Viel er een gat in de pleinbewaking, de eerstvolgende Oranje Man keek op tegen een overmacht van zevenhonderdenzevenenzeventig ijzeren rossen, en had ondertussen de onmogelijke taak om zojuist gearriveerde fietsers uit te leggen dat op het plein niet mocht worden geparkeerd.
Ook scooters hadden zich inmiddels aangesloten bij de horden. Moedeloos geworden gooiden de Oranje Mannen het hoofd in de schoot. Zij stonden erbij en keken ernaar.




We zijn nu aangekomen bij het punt, lieve lezers, waarop jullie eigen dr. Frankl gaat onthullen wat hij op die bewuste middag op 24 mei 2007 in het oor van Whimpysinger fluisterde.

"Whimpysinger", fluisterde ik - en jullie moeten weten dat ik stam uit een oud geslacht van Amsterdamse wielrijders; wij zijn praktisch op de fiets geboren, en onderhouden en beheersen reeds sinds decennia het belangrijkste netwerk van fietsverkooppunten. Wij dr. Frankls kennen de ziel van de fietser van binnenuit - "Whimpysinger, neem van mij aan: tegen fietsen moet je niet strijden; fietsen moet je reguleren, want anders ga je het verliezen. Schilder op het plein twee rode verbodsborden. Nee, geen teksten. Fietsers aanspreken op hun intellectuele vermogens is zinloos.
Beter kun je ze treffen in het primitieve deel van hun cortex, in het kleine gebied dat klem zit tussen hun sex- en geurcentrum, en dat vanuit het visuele bultje van prikkels wordt voorzien. Je treft ze met een verbodsbord in de vorm van een grote cirkel met een dikke rode rand en daarin een krachtig doorgestreept pictogram van een rijwiel. Schilder vervolgens buiten die cirkels, aan weerszijden van het plein en vanaf het gebouw naar het water, twee dikke witte strepen. Kaarsrecht moeten ze zijn; de lichtste aarzeling in de lijnvoering is funest. Plaats binnen de witte strepen geen objecten, want die trekken fietsen aan zoals een Vaponastrip insecten aantrekt. Zet ten slotte het gebied buiten deze lijnen vol met fietsenrekken, en geef bovendien op eenvoudige bordjes iets beneden ooghoogte aan, in zomin mogelijk woorden, dat er ook een gratis stalling is."


Whimpysinger lachte mijn woorden weg, en wij gingen ieder ons weegs, ondanks ons meningsverschil even goede vrienden. Want zo een man is Whimpysinger, en zo een man ben ik.
Maar laten we hopen dat hij deze blog leest. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

In de inleiding van deze rubriek heb ik al aangegeven dat ik dankbaar ben voor de uitnodiging van mijn werkgever om met hem mee te denken over manieren om zijn schepping nog beter te maken dat ze al is. Die uitnodiging grijp ik met beide handen aan, en vooralsnog vraag ik geen commissie voor de bruikbare ideeën die hieruit voort mogen komen.


inleiding voor deze rubriek hier.
Update hier.

Geen opmerkingen: