17 maart 2011

De geheimzinnige kist (1)



Eind juni 2007, een paar dagen voor de bibliotheek open zou gaan, zwierf ik tijdens de luchpauze door het magazijn. Het was een heerlijke plek om rond te hangen: uitgestrekt, stil, geheimzinnig. Hier en daar deed het licht het nog niet goed, waardoor het soms halfduister was, en het rondlopen niet van risico's ontbloot was.
Een boterham etend dwaalde ik door de ingewanden van het nieuwe gebouw, toen plotseling het licht uitviel.
Aardedonker werd het. Op de tast vervolgde ik mijn weg, in de wetenschap dat het licht vroeg of laat wel weer aan zou gaan.
Het stukje magazijn waar ik me bevond werd echter steeds onbegaanbaarder, terwijl de duisternis me wel leek op te zuigen. Ik trapte op een plank met een spijker, die gelukkig te kort was om zich in mijn voet te boren. Ik struikelde half over een bergje puin.
Net op het moment dat ik begon te twijfelen of ik niet beter de weg terug kon proberen te vinden, werd een meter of tien voor me een streepje licht zichtbaar.
Ik baande me een weg door het zich steeds verder ophopende puin, en kwam terecht bij een deur die op een kier stond. Zachtjes duwde ik er tegenaan. Een dranger op de de deur bood wat weerstand. Ik trapte het plankje weg dat hem op een kier had gehouden.
Ik kwam in een klein kamertje terecht van ongeveer drie bij drie meter. Een tl-buis aan het plafond zorgde voor schel licht. Er waren nog drie andere deuren die alle dicht leken, en een trappenhuis vol puin, waarvan zo te zien de trap nog moest worden aangelegd. Langs de randen van het kamertje lag wat puin, dat vanaf het midden was weggeschoven. En midden in het kamertje stond deze kist - de foto heb ik pas veel later genomen:


Het was een grote houten kist van ongeveer 45 centimeter hoog. Aan de zijkant waren er met kopspijkers twee initialen in getimmerd.
Ik liep naar de kist toe. Achter me viel de deur met een klap dicht. Het leek wel alsof iemand de kist achter had gelaten en voor me op de loop was gegaan.
Ik knielde en probeerde het deksel op te tillen. Net op dat moment viel ook het licht in het kamertje uit, waardoor het duisterste duister dat een mens zich kan voorstellen mij omgaf.
Instinctief stond ik op en liep op de tast naar de zojuist dichtgevallen deur. De gladde metalen deur voelde ik al snel. Er bleek echter geen klink aan te zitten. Ik zat gevangen diep onder mijn eigen werkplek, in een uithoek van het reusachtige magazijn, een uithoek zo verlaten dat een ratelslang er nog van eenzaamheid zou wegkwijnen. Ik huiverde. Ze zouden me echt wel vinden, vroeg of laat. Misschien al over een jaar. Een half verteerd lichaam waar hier en daar botten uitstaken. Ze zouden me identificeren aan de hand van mijn badge. Was dat ding tenminste nog ergens goed voor.

Maar ik vermande me, en dacht aan de andere deuren.

1 opmerking:

Dimitar Ruskov zei

Wat een spannend verhaal Dr Frankl!!
Het is leuk om te lezen over je geheimzinnige wandelingen in de ingewanden van het bibliotheekgebouw! Ik heb dit stukje ODE-geschiedenis even gemist:((