27 maart 2011

Ding #10: Social bookmarking en delicious



Je hart regelmatig luchten is de beste manier om te voorkomen dat het daarbinnen een moordkuil wordt.
Ik was al niet zulke goeie maatjes met Yahoo, Yahoo kan het nu wel schudden. De laatste weken heb ik keihard aan onze relatie gewerkt, en wat doet Yahoo? Yahoo gaat weer lopen etteren over ID's, gekoppelde email-adressen en nog wat van dat soort dingen.
Ach, laat ook eigenlijk maar. De stand van zaken is nu dat ik mijn oude Delicious-account, dat ik bij de Burgerlijke Stand reeds had ingesteld op 25 oktober 2009, uit de mottenballen heb gehaald, daar ondanks veel tegenwerking en kleine pesterijen van Yahoo toch op heb kunnen inloggen (zeg Yahoo, werken aan een relatie moet van twee kanten komen, wist je dat?), nog eens minutieus en stapsgewijs de ingewikkelde gebruiksaanwijzing heb doorlopen die mijn leven eenvoudiger moet maken, een button in mijn Chrome browser heb gezet (die ik er na ding #23 vermoedelijk weer uitsloop), en.....

En niets. Yahoo's getreiter maakt dat ik niet in Internet Explorer kan inloggen met precies dezelfde gegevens als in Chrome. Wat ik juist wilde doen omdat er aan de button in Chrome nog van alles mankeert, zoals Yahoo zelf ook toegeeft. Die knop vreet trouwens geheugen, maar dit terzijde. In mijn IE verschijnt er nu deze eufemistische tekst:


Temporary Problems? Ja, dank je de koekoek. Jouw problemen zijn wel wat structureler dan temporary, dacht je zelf ook niet, Yahoo? Weet je wat? Ga jij eerst maar eens werken aan jezelf, en daarna zien we wel of ik je nog terugwil!

Maar ok, je moet tevreden zijn met wat je hebt, zei mijn oudoom al, voor hij kort na het uitbreken van de Hongerwinter overleed. Ik ben tevreden met een knop in Chrome.

Leuk, nu kan ik websites boekmarken en taggen. Vooral naar dit laatste ben ik benieuwd. En in de bladwijzers van Chrome is een entry delicious verschenen. De twee dingen die ik de komende tijd wil onderzoeken is de meerwaarde van taggen in bladwijzers vergeleken met het bladwijzerbeheer in Chrome, dat in feite taggen ook toestaat, en het nut van social bookmarking. Nut voor mij persoonlijk, wel te verstaan. Over een paar weken zal ik verslag doen van mijn bevindingen. Aangezien ik op veel verschillende computers werk, zal het nut zich ook moeten bewijzen in relatie tot het flex-pc-gebeuren.

Nu eerst een tendens die ik de laatste jaren bij mezelf heb bemerkt ten aanzien van het gebruik van favorieten/bladwijzers/boekmarks.
Aanvankelijk gebruikte ik die heel veel, zo vanaf de komst van Windows 95, toen ik al een tijdje op het net hing, tegen de wil van oom Bill in trouwens. Een van de weinige tooltjes die ik ooit heb gemaakt, was een batch-bestandje om favorieten van de ene pc over te zetten naar de andere. Klinkt wat omslachtig in deze tijd van verregaande virtualisatie.
De laatste jaren doe ik echter eigenlijk amper nog aan bladwijzers, en toch weet ik vrijwel elke website die ik nodig heb snel terug te vinden. Hoe komt dat?

In de eerste plaats door het bladwijzerbeheer van Chrome. Al de eerste beta-versie in 2008 was liefde op het eerste gezicht. Een lekker leeg en lenig browsertje, met vrijwel alle toeters en bellen netjes opgeborgen. Met Chrome kan je, in combinatie met een Google-account, dat in tegenstelling tot Yahoo gewoon doet wat het baasje zegt, je bladwijzers taggen en synchronizeren. Taggen doe je door je trefwoorden gewoon in de namen van de bladwijzers te zetten. En die kan je desgewenst terugvinden met de zoekfunctie op de bladwijzerpagina van Google.

In de tweede plaats door de persoonlijke zoekfunctie van Google. Met je account kan je op een kinderlijk eenvoudige wijze je eigen geschiedenis doorzoeken. Hierbij is het uiteraard noodzakelijk dat je in Google bent ingelogd als je op het net zit.

In de derde plaats omdat Google als zoekmachine almaar geavanceerder wordt. Een website terugvinden is meestal een kwestie van creatief zoekopdrachten geven, en verfijnen of juist verbreden als dat nodig is.

In de vierde plaats door het gebruik van mijn favoriete freeware progje Keybreeze.
Keybreeze zorgt ervoor dat je met het intikken van slechts een paar toetsen elke website of combinatie van websites kan openen, maar ook elk programma, en nog veel meer. Om maar een voorbeeld te geven: als ik ;blog intik, dan verschijnen mijn openbare blogpagina én m'n blogdashboard. 5000 euro overmaken naar de rekening van een Nigeriaanse oplichter? Gewoon even ;ing tikken. Elke website die ik regelmatig bezoek, heb ik aldus voorzien van mijn eigen label. Of tag, zoals sommige mensen zeggen.
Het nettoresultaat is dat ik met name thuis nooit meer gebruik maak van bladwijzers.

Een algemene opmerking, hieraan gerelateerd: met de spectaculaire toename van beschikbare informatie wordt het gestructureerd indelen of opbergen van die informatie steeds omslachtiger en steeds nuttelozer. Waarom energie verspillen aan het opbergen van informatie die je misschien nooit meer nodig hebt?
Het is belangrijker om iets terug te kunnen vinden, dan te weten waar je het gelaten hebt. Dat is een fundamentele omslag in het omgaan met informatie. De verschuiving vindt plaats naar slimmere zoekmogelijkheden. Taggen is daar een apostel van. Het gesleutel van Microsoft aan zijn indexeringsmodule is weer een andere. En de jongens en meiden achter het primitieve doch wederom gratis prachtindexeringsprogje Everything , dat notabene op clusterniveau indexeert en daarom waanzinnig snel is, geeft ook al de richting aan waarheen de tijdgeest waait.
Maar Google en de concurrenten steken elkaar ook de loef af met het onder de motorkap sleutelen aan nog slimmere algoritmen. Of ze jatten die domweg van elkaar. De consument spint daar garen bij.

wordt dus vervolgd.

23 maart 2011

Bloggen alsof het gedrukt staat

Kort voor ik aan de 23dingencursus begon, had ik een diepzinnig gesprek met een 23dingencoach, die heel belezen is en bovendien een verfijnde smaak heeft. We praatten over het oude literaire probleem van de verhouding tussen verdichting en waarheid, en de creatieve mogelijkheden die de spanning tussen deze twee geeft. Zou een blog een geschikt medium te zijn om hiermee te experimenteren?
Ze herkende een twinkeling in mijn ogen en riep vermanend, nog voor ik mijn standpunt had uitgesproken: Oh nee, dat gaat u niet doen, dr. Frankl!"
Naakt als ik ben tegenover de intuïtie van een vrouw, zoals een zondaar die bibberend staat voor de Lieve God, stotterde ik: "Ik doe het lekker toch hoor!"

Ik zal hier in het midden laten wat ik dan precies lekker toch wilde gaan doen. De vraag die echter blijft staan is deze:

Moet alles wat er in een blog staat, waar zijn of niet?

Van een krant verwachten we dat deze een duidelijk onderscheid maakt tussen feiten, opinies en fantasie (bijvoorbeeld in een feuilleton). In een wetenschappelijke studie verwachten we een basis van waarheid aan te treffen. Van een roman accepteren we dat er misschien dingen in staan die waar zijn, zonder dat we te weten komen welke dingen precies.
Maar in een blog? Het medium is nog zo nieuw, dat hierover nog geen coherente meningen bestaan.

Ik ben benieuwd wat m'n lezers vinden. Vandaar de enquete hiernaast.

Met de 23dingencoach, tevens mijn collega, heb ik om een (beperkt) aantal gouden sieraden gewed, dat het mij gaat lukken om jullie te laten geloven dat het bovenstaande gesprek werkelijk heeft plaatsgevonden. Ben ik daar in geslaagd of niet?
Onze hofleverancier de NBD

Er wordt wel eens gezegd dat de NBD een monopolist is, en dat dit een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het gebodene, de prijs, en de snelheid van levering.
Ik zal mij hier geen oordeel over aanmatigen.
Wat me als klant wel opvalt, is de mededeling die er verschijnt als ik de website van de NBD benader met een andere browser dan die van monopolist MS Internet Explorer.
De volgende tekst wordt dan leesbaar:


Laten we eens zin voor zin analyseren.

U kunt de site van NBD|Biblion alleen bekijken met MS Internet Explorer versie 5 of hoger !!

Internet Explorer 5 werd 12 jaar geleden geïntroduceerd, en 10 jaar geleden opgevolgd door versie 6, waarna Microsoft zijn ondersteuning voor de oude versie al snel staakte: vanwege de gebrekkige veiligheid en de achterblijvende technische mogelijkheden was het niet langer verantwoord om deze nog te gebruiken. Inmiddels zijn we bij versie 9.

NBD|Biblion maakt op deze site gebruik van zeer recente standaards.
Helaas worden deze nog niet door alle browsers ondersteund.
MS Internet Explorer doet dit wel, maar pas vanaf versie 5.


Als de NBD gebruik maakt van standaards die 12 jaar geleden in zwang waren, wat wordt er dan bedoeld met zeer recente standaards? Misschien dat de tijd in Leidschendam al 12 jaar stilstaat?

Netscape en andere merken zullen wellicht in de toekomst volgen.

Netscape is inmiddels drie jaar geleden ter ziele gegaan. Maar wees niet bang: de NBD trekt zich daar niets van aan, en blijft de mogelijkheid onderzoeken om de eigen site beschikbaar te maken voor deze niet meer bestaande browser.

NBD|Biblion levert haar klanten de juiste browser gratis op cd-rom.
U kunt hiervoor bellen met de klantenservice (070) 3377 733.
U kunt natuurlijk ook de nieuwste versie van Internet Explorer downloaden door op het icoon hiernaast te klikken.


Oplettende lezertjes hebben gezien dat dit icoontje is vormgegeven in de stijl van Windows Millennium, dat in 1999 uitkwam. Alles bij elkaar geeft dit een redelijk coherent tijdsbeeld: deze pagina van de NBD is twaalf geleden in elkaar geflanst, en sindsdien heeft niemand er naar omgekeken.

Wie op het icoontje klikt, krijgt het volgende te zien:


Ach, wie verbaast zich hier nog over?

Zelf proberen? Pak een browser als Chrome of Firefox, en surf daarmee naar de NBD.

Lees de tekst, en volg het advies op.

Misschien is de NBD geen monopolist. Maar je vraagt je wel onwillekeurig af of een klein beetje concurrentie niet een actualiserend effect had gehad op de website. Als klant heb ik geen alternatief. Speciaal voor de NBD gooi ik daarom Internet Explorer niet van mijn pc.

22 maart 2011

Boekenweek 2011

Chi va piano va sano e va lontano

Twee maanden geleden had jullie dr. Frankl het geluk om een grote doos vol met oude Donald Ducks te erven. Het betrof losse nummers uit de periode 1955 tot 1968. Dat betekent dat alle Donald Duck-verhalen in deze nummers werden getekend door de geniale Carl Barks, en niet door een van de neptekenaars die het vrolijke weekblad zouden verrijken met nep-eenden, nadat Barks met pensioen was gegaan (klik op plaatjes om ze groter te maken).



Al lezend stuitte ik op het verhaal Europa in vogelvlucht uit 1962, in Nederland voor het eerst gepubliceerd in het vakantienummer van 1968. Hierin zijn Donald en de neefjes op een georganiseerde See Europe in five days vakantie.
Dat betekent dus flink doorwerken, want Europa is groot, en de tijd vliegt.


Dit leidt tot situaties van het spul waar nachtmerries van gemaakt worden:


Carl Barks geeft met zijn inktzwarte humor commentaar op het zeker in die dagen typisch Americaanse verschijnsel van heel Europa willen zien in 1 vakantie:





Om het verhaal de structuur en het gevoel van een sprookje te geven, laat hij op bijna elke pagina een dik vrouwtje terugkeren, dat helemaal geen haast heeft:



Donald, die vrijwel vanaf het begin van het verhaal achterop is geraakt en de achterstand poogt in te lopen, vindt haar voortdurend op zijn weg. Elke keer blijkt zij, zich tergend traag voortbewegend, inderdaad zoals in een nachtmerrie, een slimmere afslag te hebben genomen of een handiger weg.



Het is om gek van te worden, en dat wordt de arme Donald dan ook!

Als hij denkt slim te zijn door een gondel met gondelier in te huren, begaat hij de noodlottige vergissing om het dure tarief "met" te kiezen, in de veronderstelling dat "met" met volle kracht vooruit betekent. Al snel ontdekt hij waar hij werkelijk extra voor heeft betaald: tijdens de tocht - voor oom Donald een race tegen de tijd om weer bij het reisgezelschap en de neefjes te komen - kweelt de gondelier alle vijf coupletten van Vermicelli's Canto Spaghetti con Stokkebrodio. Opnieuw is een groter contrast tussen de gehaaste eend en zijn omgeving amper denkbaar:


Na een slopende vakantie komen Donald en de neefjes weer thuis. eind goed al goed.

In tegenstelling tot de neptekenaars geeft Carl Barks zijn verhalen vaak een onopdringerige moraal mee, maar daar weet hij dan toch weer een onverwachte draai aan te geven. Want wat heeft onze hysterische eend eigenlijk van zijn avontuur geleerd?


De humor in de originele Donald Duck-verhalen doet me wel eens denken aan die in de films van Billy Wilder: tijdloze thema's, en een sarcasme zo diep, dat dit destijds amper werd herkend. Daar moest eerst een generatie overheen gaan.

Wat heb ik zelf geleerd van dit verhaal? Na lezing heb ik onmiddellijk dr. Frankl's eigen Wetenschappelijk Bureau een opdracht gegeven. Intensief onderzoek naar aanleiding van deze opdracht heeft uitgewezen dat wie alles 70 procent rustiger aandoet, nog altijd 40 procent productiever is dan de gemiddelde Nederlander was in peiljaar 1971.
Daarnaast wordt hij bijna 35 procent gelukkiger op de schaal van Rumpelmacher.
En nu komt het meest opzienbarende resultaat van dit onderzoek: mensen die het rustig aan doen, stralen dit uit op hun omgeving. Wie veel te maken heeft met een of meer personen die het rustig aan doen, wordt daar zelf zo'n 23 procent gelukkiger van. Zelfs als hij of zij zelf door blijft jakkeren!
Ik ga het dus voortaan wat rustiger aan doen, want ik wil dat jullie allemaal gelukkiger worden.

17 maart 2011

De geheimzinnige kist (1)



Eind juni 2007, een paar dagen voor de bibliotheek open zou gaan, zwierf ik tijdens de luchpauze door het magazijn. Het was een heerlijke plek om rond te hangen: uitgestrekt, stil, geheimzinnig. Hier en daar deed het licht het nog niet goed, waardoor het soms halfduister was, en het rondlopen niet van risico's ontbloot was.
Een boterham etend dwaalde ik door de ingewanden van het nieuwe gebouw, toen plotseling het licht uitviel.
Aardedonker werd het. Op de tast vervolgde ik mijn weg, in de wetenschap dat het licht vroeg of laat wel weer aan zou gaan.
Het stukje magazijn waar ik me bevond werd echter steeds onbegaanbaarder, terwijl de duisternis me wel leek op te zuigen. Ik trapte op een plank met een spijker, die gelukkig te kort was om zich in mijn voet te boren. Ik struikelde half over een bergje puin.
Net op het moment dat ik begon te twijfelen of ik niet beter de weg terug kon proberen te vinden, werd een meter of tien voor me een streepje licht zichtbaar.
Ik baande me een weg door het zich steeds verder ophopende puin, en kwam terecht bij een deur die op een kier stond. Zachtjes duwde ik er tegenaan. Een dranger op de de deur bood wat weerstand. Ik trapte het plankje weg dat hem op een kier had gehouden.
Ik kwam in een klein kamertje terecht van ongeveer drie bij drie meter. Een tl-buis aan het plafond zorgde voor schel licht. Er waren nog drie andere deuren die alle dicht leken, en een trappenhuis vol puin, waarvan zo te zien de trap nog moest worden aangelegd. Langs de randen van het kamertje lag wat puin, dat vanaf het midden was weggeschoven. En midden in het kamertje stond deze kist - de foto heb ik pas veel later genomen:


Het was een grote houten kist van ongeveer 45 centimeter hoog. Aan de zijkant waren er met kopspijkers twee initialen in getimmerd.
Ik liep naar de kist toe. Achter me viel de deur met een klap dicht. Het leek wel alsof iemand de kist achter had gelaten en voor me op de loop was gegaan.
Ik knielde en probeerde het deksel op te tillen. Net op dat moment viel ook het licht in het kamertje uit, waardoor het duisterste duister dat een mens zich kan voorstellen mij omgaf.
Instinctief stond ik op en liep op de tast naar de zojuist dichtgevallen deur. De gladde metalen deur voelde ik al snel. Er bleek echter geen klink aan te zitten. Ik zat gevangen diep onder mijn eigen werkplek, in een uithoek van het reusachtige magazijn, een uithoek zo verlaten dat een ratelslang er nog van eenzaamheid zou wegkwijnen. Ik huiverde. Ze zouden me echt wel vinden, vroeg of laat. Misschien al over een jaar. Een half verteerd lichaam waar hier en daar botten uitstaken. Ze zouden me identificeren aan de hand van mijn badge. Was dat ding tenminste nog ergens goed voor.

Maar ik vermande me, en dacht aan de andere deuren.
Het papierloze tijdperk (3)

De vorige aflevering hier.

"Nou jongens", ze ik toen P. en I. weer bij me op schoot zaten met gepoetste tandjes. "We gaan er even snel doorheen, want het is eigenlijk al veel te laat voor jullie. Meneer en mevrouw Kortweg van de Vereniging ter Uitroeiing van Papier hadden ons dus duidelijk gemaakt dat papier echt niet meer kon in de 21e eeuw. En omdat er dus geen papier meer nodig was aangezien alles met de computer ging, had je ook geen vaste werkplekken meer nodig. Mevrouw Kortweg liet ons een prachtige Powerpoint-presentatie zien van hoe een kantoor zonder eigen bureaus en zo eruit zag."
"Pekvlekken!" riep I., die dit zich nog van de vorige keer herinnerde.
"Bijna goed. Flexplekken heette het. Op de dia's zagen we twaalf precies dezelfde bureaus met precies dezelfde stoelen. Die bureaus waren helemaal leeg, op een beeldscherm na en een plantje. Al die plantjes waren ook precies hetzelfde."
I. huiverde. "Waren ze van plastic of hadden ze een plantje gekloond?"
"Geen idee", antwoordde ik. "Maar het zag er erg eng uit. Er waren ook nergens kasten of prullenbakken. Helemaal niets.
Johan, een wat oudere collega van me die al bijna 40 was, vroeg nog waar je je spullen kwijt kon.
"Spullen", smaalde mevrouw Kortweg. "Wat voor spullen?"
"Gewoon, de dingen waar je mee bezig bent", antwoordde Johan. "Je lijsten en je formulieren en je aantekeningen en zo. En brieven die je nog moet beantwoorden."
"Je spullen zitten in de server", bitste mevrouw Kortweg. "En die server kun je benaderen vanuit elk van deze terminals. Iemand nog vragen?"

Er waren geen vragen meer. Bedremmeld verlieten we de zaal. Wat voelden we ons ouderwets! Konden wij nog wel mee?"

Na deze woorden, uitgesproken met mijn beste grafstem, liet ik een dramatische stilte vallen.

P. hield het niet meer. "Konden we nog mee?" stamelde hij, zwaar onder de indruk.

Ik vervolgde: "De flexplekken kwamen er. Iedereen koos de flexplek uit waar hij of zij zich het beste voelde, en settelde zich daar. De een zette een fotolijstje met de kinderen neer, de ander hing een paar knuffels op aan de lamp, weer een ander legde een mooi kleedje onder het toetsenbord. Maar allemaal stouwden ze hun flexbureaus vol met hun papieren, hun tijdschriften, hun mappen en ander leesvoer."
"Werden meneer en mevrouw Kortweg niet heel boos toen ze dat zagen?" vroeg P. verontrust.
"Die twee hebben we nooit meer teruggezien. En nu ligt er een nieuw plan om de backoffice te moderniseren. De flexplek wordt afgeschaft omdat die ouderwets is. In plaats daarvan krijgen we een P.S.O. Dat is het nieuwste van het nieuwste!"
"P.S.O?" vroeg I.
"Personal Space Office! Wetenschappers hebben ontdekt dat mensen harder en beter werken als ze dat op een plek kunnen doen die ze zelf mogen inrichten."
"Wat gaan ze dan doen met de flexplekken?" vroeg I."
"Dat vraag ik me ook af", lachte ik. "En nu naar bed, verdorie, het is al over tien!"


Het laatste deel hier .
Ding #9 Web 2.0



Zo'n drie jaar geleden, toen ik nog nooit van Web 2.0 had gehoord, nam ik een abo'tje op Icloud.
Icloud is een besturingssysteem dat geheel online staat en naar eigen inzicht is vorm te geven en van toepassingen te voorzien, en waarop je kan inloggen via een webbrowser. Het draait in de wolk (of in the cloud, zoals Americanen zeggen), en daarbinnen wordt een combinatie van programmeertalen gebruikt die is genoemd naar mijn favoriete voetbalclub.

Een paar jaar terug, het lijkt een eeuwigheid, was werken op een virtueel besturingssysteem iets volstrekt nieuws. Met Web 1-technieken was het ook niet mogelijk. Een van de grote voordelen van Web 2.0 is dat het beeld niet steeds hoeft te worden ververst op het moment dat je een icoontje versleept of een progje start. Slechts de daadwerkelijk veranderde informatie hoeft te worden aangepast.Dit is een enorm efficiënte vooruitgang, omdat het veel minder rekenkracht van je processor vereist, en bovendien scheelt het nogal aan bandbreedte.

Hier een plaatje van mijn wolkendesktop (klikken om groot te maken).




Je ziet dat een paar apps geïnstalleerd zijn, en er binnen de in een webpagina draaiend besturingsstysteem een browser is geopend met daarop jullie favoriete blog. Zo'n browser roept dus een Droste-effect op: met je besturingssysteem tover je een browser op je scherm waarbinnen een besturingssysteem (in de wolk) draait, waarmee weer een browser kan worden gestart.

Icloud is een typische Web 2.0-toepassing. Overal waar internet is kan je inloggen in je eigen omgeving, waarop je eigen vertrouwde toepassingen, programma's, documenten en widgets geinstalleerd staan.

Icloud bestaat pas een kleine drie jaar maar oogt nu al verouderd. Niet zozeer omdat Web 2.0 verouderd zou zijn, maar omdat Web 2.0 zich in 2011 niet manifesteert in complete virtuele besturingssystemen, maar in facetten daarvan, zoals het online delen en bewerken van documenten, twitteren en bloggen, waarbij de realtime-mogelijkheden essentieel zijn.

Toch wil ik iedereen die dit leest aanraden om snel een (gratis) accountje te nemen bij Icloud. Voel nog even de bijzondere ervaring van het geheel in de wolken werken, voor het te laat is. Want binnen een jaar is deze techniek zo volstrekt normaal en vanzelfsprekend geworden, dat het amper nog is voor te stellen dat we kunnen spreken van een technologische mijlpaal.

Welke kant lijken de ontwikkelingen op te gaan? Voor steeds meer toepassingen hoef je geen beroep meer te doen op je eigen processor, maar gebruik je de rekenkracht van een of meerdere processors daar ergens in de wolken. Sommige gamers weten al dat ze een aantal zeer zware spelletjes nu toch kunnen spelen ondanks dat hun eigen pc's daarvoor te licht zijn, en wel online, en gebruikmakend van een krachtige wolkprocessor.

Het ligt voor de hand dat de toepassingen in de gamers- en in de zakelijke wereld zich zullen gaan uitbreiden naar de huis-, tuin- en keukenwereld.
En hoe zit het dan met de privacy? hoor ik iemand roepen.
Ach, onze normen verschuiven heel rustig mee. Privacy bungelt altijd ergens achteraan, als een mooi principe waar je je niet al te druk om moet maken.

16 maart 2011

Kan gebeuren!

Een enkele keer is er helemaal geen fotobewerkingssoftware nodig om een plaatje op te leuken.
Bij de lenteschoonmaak van mijn harde schijf kwam ik de scan tegen van deze wervingsposter, formaat A3, gemaakt in 2005.


Wie ziet er waarom ieder filiaal kort na distributie van deze poster een telefoontje kreeg van de afdeling PR, met het bevel om hem onmiddellijk van de muur te halen en te vernietigen?

Onder de goede inzenders wordt een gesigneerd boek van Kader Abdolah verloot.
Ding #8 Online plaatjes bewerken

Plaatjes bewerken, offline danwel online! Daar heeft dr. Frankl altijd al schik in gehad. Hij herinnert zich het DOS-progje Morph nog, waarmee hij zichzelf in premier Kok probeerde te veranderen. Zijn 386 stond daar de hele nacht voor te stampen om de vele berekeningen uit te voeren.
Toen dr. Frankl de volgende ochtend wakker werd, bleek hij inderdaad in premier Kok te zijn veranderd. Zijn computer was echter ook veranderd. De kast was roodgloeiend, en had nog het meeste weg van een staaf verrijkt uranium.

Hieronder een foto die hij gisteren heeft genomen, en vervolgens met drie zeer eenvoudige ingrepen heeft bewerkt.
Wie raadt er welk deel van zijn werkplek op het ODE we hier zien? Onder de goede inzenders wordt een kop koffie naar keuze verloot.

Ding #7 Flickr verder ontdekken

Over dit ding zal dr. Frankl het kort houden. Het leven is al lang genoeg.

15 maart 2011

Update op Alles is mogelijk (1)

Een verheugende gebeurtenis: reeds twee dagen na het verschijnen van mijn stukje over het fietsenprobleem op het plein heeft dhr Whimpysinger gevolg gegeven aan mijn oproep, en de nutteloze en contraproductieve borden laten verwijderen:




Het halve werk is een goed begin, zei mijn grootvader al. Het is daarom te hopen dat ook de andere van mijn aanbevelingen spoedig worden opgevolgd, die van het grootste deel van het plein weer een maagdelijke oase van rust zullen maken: het schilderen van twee kaarsrechte strepen en van een verbodsbord daar tussenin, en het plaatsen van fietsenrekken buiten de aldus onstane zone.

Hier vind jet het volgende deel van deze rubriek.

09 maart 2011

Alles is mogelijk (1)

Het Plein

We schrijven donderdagmiddag 24 mei 2007. De Heilige Datum 7-7-7 naderde met rasse schreden. Gespierde mannen afkomstig uit alle windstreken hingen al pratend in zeven tongen aan en in het gebouw, en legden de laatste hand aan het metselwerk, het schilderwerk, het stucwerk, het zetwerk, het voegwerk en het bibliotheekwerk. Ik stond op de derde verdieping samen met de gemeentelijke projectleider, die ik hier Whimpysinger zal noemen, en met wie ik op goede voet stond.
We keken uit over het grote plein, dat pas half was gelegd.
"Wat gaat u aan de fietsen doen?" vroeg ik.
Whimpysinger keek me niet begrijpend aan.
"Hoe gaat u voorkomen dat het plein vol fietsen komt te staan, waardoor bezoekers het gebouw amper nog in kunnen?" verduidelijkte ik.
"Er mogen daar geen fietsen staan. Het is geen openbaar plein, antwoordde Whimpysinger op geruststellende toon.
"Dat kan wel wezen. Maar hoe gaat u voorkomen dat fietsers hun fietsen daar neerzetten?" Het begon een beetje vermoeiend gesprek te worden.
"Dat is niet nodig", herhaalde Whimpysinger koppig. "Er mogen geen fietsen staan, dus er zullen geen fietsen staan. Het is een artikel 8.1 en/of 10.6-plein. Bovendien komt er een ondergrondse bewaakte fietsenstalling naast, die maar 50 cent gaat kosten."
Waarop ik drie maal met mijn staf op de grond sloeg en de volgende profetie uitsprak:

"Voorwaar, ik zeg U, Whimpysinger: ook al wordt de stalling gratis, eer de haan zeven maal heeft gekraaid, zullen vele fietsen op het plein zijn neergestreken, zo talrijk als een zwerm uitgehongerde sprinkhanen op een veld met rijpe frambozen. Het plein zal roestbruin kleuren van de rijwielen."

Hierop legde ik Whimpysinger uit hoe deze Plaag nog kon worden afgewend, waarover later meer. Het was echter of ik tegen een muur sprak.

En ziet: de profetie kwam uit. De stalling werd gratis, maar desondanks veranderde het plein reeds kort na de plechtige opening van de nieuwe bibliotheek in een massieve opslagplaats van ijzer en staal, waarin de argeloze bezoeker al wadend naar de toegang tot het gebouw jammerlijk verzoop gelijk het Egyptische leger in de Rode Zee.


De directie besloot tot keiharde maatregelen.
Allereerst ging men in het gebouw omroepen dat elke fiets die op het plein stond, binnen 10 minuten met een grijparm een kiepauto in zou worden geknepen en afgevoerd naar een onherbergzaam oord in een afgelegen uithoek van het Westelijk Havengebied.
Al snel bleek dit dreigement amper effect te hebben op de studerende, internettende, slempende of anderszins in de bibliotheek verblijvende massa's. Bovendien werd er wegens de kosten geen uitvoering aan gegeven, wat als een vuurtje rondging onder het door de bibliotheek zelf gefaciliteerde massaal twitterende volk.
Men besloot daarom tot grover geschut. Hoog op dikke betonnen palen op het plein kwamen borden te hangen met deze dreigende tekst:



De borden vielen echter amper op; omwille van de potentieel schadelijke dialoog die ze met het design van het gebouw aan zouden kunnen gaan, waren ze qua vormgeving zo neutraal mogelijk gehouden. Bovendien hingen ze een stuk boven het blikveld van de fietser die al spiedend naar een parkeerplaats het vizier licht naar beneden gericht houdt. Een heel goede plek om je fiets te parkeren was trouwens.... juist: een dikke betonnen paal.


En een nieuwe gesel daalde op de fietsers neer. Deze keer waren het in vlammend oranje gewaden gehesen mannen, die op straffe van het inhouden van hun uitkering de missie kregen om iedere fietsende onverlaat heen te zenden, nog voor hij de kans kreeg om zijn rijwiel aan het plein of een zijner objecten vast te klinken.

Maar de fietsers waren te talrijk, en te talrijk waren de fietsers. Draaide een Oranje Man zich even om, zeven fietsers parkeerden achter zijn rug. Ging een Oranje Man lunchen, zevenenzeventig rijwielen vond hij vastgeklonken bij zijn terugkomst. Viel er een gat in de pleinbewaking, de eerstvolgende Oranje Man keek op tegen een overmacht van zevenhonderdenzevenenzeventig ijzeren rossen, en had ondertussen de onmogelijke taak om zojuist gearriveerde fietsers uit te leggen dat op het plein niet mocht worden geparkeerd.
Ook scooters hadden zich inmiddels aangesloten bij de horden. Moedeloos geworden gooiden de Oranje Mannen het hoofd in de schoot. Zij stonden erbij en keken ernaar.




We zijn nu aangekomen bij het punt, lieve lezers, waarop jullie eigen dr. Frankl gaat onthullen wat hij op die bewuste middag op 24 mei 2007 in het oor van Whimpysinger fluisterde.

"Whimpysinger", fluisterde ik - en jullie moeten weten dat ik stam uit een oud geslacht van Amsterdamse wielrijders; wij zijn praktisch op de fiets geboren, en onderhouden en beheersen reeds sinds decennia het belangrijkste netwerk van fietsverkooppunten. Wij dr. Frankls kennen de ziel van de fietser van binnenuit - "Whimpysinger, neem van mij aan: tegen fietsen moet je niet strijden; fietsen moet je reguleren, want anders ga je het verliezen. Schilder op het plein twee rode verbodsborden. Nee, geen teksten. Fietsers aanspreken op hun intellectuele vermogens is zinloos.
Beter kun je ze treffen in het primitieve deel van hun cortex, in het kleine gebied dat klem zit tussen hun sex- en geurcentrum, en dat vanuit het visuele bultje van prikkels wordt voorzien. Je treft ze met een verbodsbord in de vorm van een grote cirkel met een dikke rode rand en daarin een krachtig doorgestreept pictogram van een rijwiel. Schilder vervolgens buiten die cirkels, aan weerszijden van het plein en vanaf het gebouw naar het water, twee dikke witte strepen. Kaarsrecht moeten ze zijn; de lichtste aarzeling in de lijnvoering is funest. Plaats binnen de witte strepen geen objecten, want die trekken fietsen aan zoals een Vaponastrip insecten aantrekt. Zet ten slotte het gebied buiten deze lijnen vol met fietsenrekken, en geef bovendien op eenvoudige bordjes iets beneden ooghoogte aan, in zomin mogelijk woorden, dat er ook een gratis stalling is."


Whimpysinger lachte mijn woorden weg, en wij gingen ieder ons weegs, ondanks ons meningsverschil even goede vrienden. Want zo een man is Whimpysinger, en zo een man ben ik.
Maar laten we hopen dat hij deze blog leest. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

In de inleiding van deze rubriek heb ik al aangegeven dat ik dankbaar ben voor de uitnodiging van mijn werkgever om met hem mee te denken over manieren om zijn schepping nog beter te maken dat ze al is. Die uitnodiging grijp ik met beide handen aan, en vooralsnog vraag ik geen commissie voor de bruikbare ideeën die hieruit voort mogen komen.


inleiding voor deze rubriek hier.
Update hier.

08 maart 2011

Oneigenlijk taggen, of: de losgezongen tag

Ceci n'est pas une pipe

..... en zo is het maar net; dit is immers geen pijp! De juiste tag zou zijn: l'image d'une pipe.

Maar waarom zou je een plaatje van een pijp eigenlijk taggen met plaatje van een pijp?
Waarom niet met: plaatje van een oliebol? Of met: Schoorvoet likte aan een meisje? Of zelfs met een paar willekeurige letters, of een getal?
Dat is in het huidige post-Magritte-tijdperk geen enkel probleem meer. Ga maar eens naar Google Afbeeldingen, Of naar Flikker als je het niet kan laten, en tik het volgende nummer in als zoekopdracht:

241543903


Wat krijg je dan te zien? Een fraai staaltje social tagging art.
Ding #6: Flikker - vervolg

(vervolg van Ding #6: Flikker )

Goed, dr. Frankl heeft er een zooitje bibeleteekfoto's bij geflikkerd, en daar een zogenaamde set van gemaakt. Een armzalige tweehonderd foto's bleek het maximumste dat Flikker nog pikte. Wie daar overheen gaat, die moet dokken. Dus dan maar twee keer nagedacht bij elke foto. Want anno 2011 een beetje gaan zitten betalen voor een foto-opslagdienst: zijn we nou helemaal belazerd!
Vervolgens is hij aan de slag gegaan met tags. Want tags vindt hij leuk, tags vindt hij interessant.
Zodoende heeft hij al zijn foto's voorzien van één of meerdere (tot wel zeven) tags. In totaal heeft hij 23 verschillende tags gebruikt, van wolken tot arbo en van stuk tot Baantjer.
Bij Flikker hebben ze hun best gedaan om de gebruiker te gerieven. Uitklapmenu'tjes bij elke te taggen foto met daarin de reeds gebruikte tags, dat kennen ze echter nog niet, waardoor het ondanks de batch-mogelijkheid toch een hele klus was.
Maar na deze ouderwetse Middeleeuwse arbeid kan dr. Frankl nu toch uit het fotoalbum met kiekjes die hij de laatste jaren heeft geschoten, diverse flikkershows te voorschijn toveren.

Hier bijvoorbeeld een fotostroom met vieze ramen, die door hun filterende werking juist voor verrassend bevredigende resultaten zorgden (tag: "vieze ramen").
Hier een stroompje met foto's van het almaar verder desintegrerende PTT-gebouw op slechts luttele meters van de bieb vandaan (tag: ptt-gebouw).
En hier een stroom met schaduwfoto's (tag: schaduw).

Dit zijn aardige mogelijkheden, vindt dr. Frankl. Het ontwaren van de eigen tags in de Flikkertagcloud is ook best spannend. Hij vindt het gebruik van Flikker niet bijster intuïtief, maar dat probleem heeft hij ook al zeker 13 jaar met Flikkerbaas Yahoo, waar hij destijds zijn eerste discussieforum oprichtte, en vervolgens diep heeft geleden onder de barbaarse aanmeldprocedure, waar zelfs de knapste koppen hun tanden op stukbeten. Gaandeweg geeft Flikker echter zijn geheimen prijs, en hierin valt nog veel te ontdekken.

Op aanraden van coach Dimitar heeft dr. Frankl ook een fotostroom als gadgetje op zijn blog gezet, maar dat beviel hem toch niet zo, die postzegeltjes. Hij wil foto's groot kunnen zien.
Bovendien werd het hem te druk voor zijn ogen. Al die toeters en gadgets hoeven niet van hem. We worden al meer dan genoeg gepriklkeld.
Dat is vermoedelijk een kwestie van smaak. Dr. Frankl senior heeft een paar jaar terug deze tekst in zijn glazen grafsteen laten graveren:




De appel blijkt wederom niet ver van de kale boom te vallen. Zowel bomen als blogs tagt dr. Frankl met kaal.

06 maart 2011

Alles is mogelijk (inleiding)

Een bekende leus van dr. Frankl's werkgever luidt: Alles is mogelijk.
Als zoon van een eenvoudige arbeider, nog opgevoed met een ouderwetse deugd genaamd bescheidenheid, heeft hij het hier altijd wat moeilijk mee gehad. Was deze leus niet een zuiver staaltje ὕβρις, zoals de oude Grieken dat noemden? Naarmate bovendien steeds duidelijker werd dat alles door de hoge mate van dichtgetimmerdheid helemaal niet mogelijk is, begon de leus ook potsierlijker te klinken.

Toch is dr. Frankl teruggekomen op zijn oordeel. Hij heeft inmiddels ook gemerkt dat je je doelen soms hoger moet stellen dan realistisch is, omdat dit een gezonde invloed heeft op het streven jezelf en je omgeving beter te maken.

Dr. Frankl begint vandaag een rubriek op zijn blog met knelpunten (uitdagingen, zoals sommige mensen liever zeggen) uit zijn dagelijkse praktijk, die misschien met enkele eenvoudige ingrepen verholpen kunnen worden. Hij is blij met de bedrijfsinstelling dat iedereen moet meedenken over hoe het bedrijf nog beter kan worden, en zal dit vertrouwen niet beschamen.
Als eerbetoon aan de man en de leus heeft hij deze rubriek Alles is mogelijk gedoopt. De eerste aflevering zal spoedig in dit blog verschijnen.

Aflevering 1 hier.
Ding #6: Flikker

Dr. Frankl heeft het druk gehad. De afgelopen twee weken is hij bezig geweest met het scannen en online zetten van een oud, zeer zwaar en half vergaan familie-album. De meeste mensen die erin staan zijn overigens ook half vergaan.
Hij maakte een keus uit de drie bekendste aanbieders van online fotoalbums, waar hij de scans van 120 pagina's en van 600 foto's kon plaatsen: Flikker (Yahoo), Picasa (Google), en het album van Hotmail.
Hotmail werd de gelukkige. Belangrijke overwegingen waren het relatieve gebruiksgemak, de grootte van de opslag, en het feit dat de online opslag gewoon via een Windows verkennermap te bereiken is.

Nu Flikker. Bij een eerdere gelegenheid schreef dr. Frankl al hoe hij ontdekte dat hij een paar jaar terug al een abo-tje had genomen. en daar op dezelfde dag deze fotostroom op had gezet: van kampeerterreinen, wilde dieren, fallussymbolen, kuikens, slangen en vliegende schotels.
Daar is het bij gebleven. Kennelijk kon het dr. Frankl niet genoeg boeien.

Speciaal voor de cursus gaat hij Flikker echter een tweede kans geven. Taggen als hulpmiddel om informatie terug te vinden is een interessante ontwikkeling. Er vindt langzaam maar zeker een verschuiving plaats van het plaatsen van informatie in een logische hiërarchische structuur, naar het taggen van informatie en/of het kwakken in een goed doorzoekbare database. Hierbij is het minder belangrijk waar de informatie precies staat, zolang deze via een zoekfunctie maar kan worden teruggevonden. Dr. Frankl hoopt dat degene die bezig is het intranet van de site van zijn werkgever opnieuw in te richten, hier meeleest.

Om alvast zijn huiswerk te hebben gedaan, heeft hij een plaatje van een van zijn favoriete stripfiguren uit een Flikkerpagina gepakt en hieronder gezet.

krazy kat: yessss it will eh

Leuk dat op de pagina waar zo'n plaatje staat, ook relevante tags zijn toegevoegd. Daarmee kan Flikker een heel aardig en heel nutteloos tijdverdrijf worden. De eerste klinieken waar kan worden afgekickt van Youtube bestaan reeds. Maar waar moeten Flikkerpatienten heen?

In de nabije tot zeer verre toekomst zal dr. Frankl ook nog een fotostroom aan zijn eigen account toevoegen met foto's van zijn werkplek, en dat hier laten weten..

01 maart 2011

Inpakken of ingepakt worden

Mijn vader, dr. Frankl senior, heeft me wel eens verteld dat het meer dan tien jaar duurde voor hij het inpakken onder de knie had.
De waar die hij verkocht, onbewerkt textiel met een oppervlakte van enkele vierkante centimeter tot vele strekkende meters, verpakte hij doorgaans in degelijk bruin pakpapier. Hij deed dat met een handigheid, een snelheid en een efficiëntie die dr. Frankl junior als kind vanzelfsprekend vond, totdat...... hij op 8-jarige leeftijd zelf voor het eerst iets moest inpakken, en tot zijn frustratie ontdekte dat dit helemaal niet zo vanzelf ging.
In de jaren die volgden, is hij steeds beter gaan begrijpen dat goed inpakken je reinste Zen is. Je moet één worden met het materiaal, jezelf erin verliezen, om de volledige beheersing te krijgen. Dr. Frankl heeft dat stadium nimmer bereikt. Bij lange na niet. Je kan hem echter beter niet alleen laten met een onuitgepakt pakje, want daar weet hij wel raad mee.

Wellicht ter compensatie heeft dr. Frankl zich een paar jaar geleden onbezoldigd geworpen op pakpapier-design voor zijn werkgever. Als geen ander kent hij het zinnelijk genot dat het uitpakken van een volgens de regelen der kunst verpakt voorwerp kan verschaffen. Een goed verpakt voorwerp uitpakken is op een hoog niveau communiceren met de inpakker. Dat heeft hij van zijn vader geleerd, en van het uitpakken van de ontelbare pakjes - met name sinterklaascadeautjes - die door de laatste van een papiertje werden voorzien.

Toen de OBA zich in een broodnodige nieuwe huisstijl hees en deze hem beviel, is hij onmiddellijk aan de slag gegaan. Hij sloot zich drie dagen en drie nachten op in zijn studeerkamer met slechts een liter water, een liter bourbon en 2 pakken bastogne koeken
Toen hij weer naar buiten kwam, had hij ongeveer twintig ontwerpen voor duidelijk herkenbaar inpakpapier, waarmee kleine artikeltjes uit de biebwinkel aantrekkelijk zouden kunnen worden verpakt en die daarom, zo is ook uit onderzoek gebleken, het vermogen hadden om een prettige en duurzame associatie te leggen tussen aantrekkelijke geschenken en de OBA.
Hieronder een paar (aanklikbare) voorbeelden, ware grootte A3, maar uiteindelijk te produceren als rollen van 50 meter:








Omdat dr. Frankl korte tijd daarna toch een afspraak had met de afdeling PR, nam hij een paar voorbeelden mee en peilde de interesse.
Een beetje teleurgesteld stond hij een uur later weer buiten. Het is nooit leuk om je ideeën afgewezen te zien worden. Maar bovenal was hij verbaasd. Want wat was de reden van deze afwijzing? Niet dat het geen goed idee zou zijn. Niet dat de ontwerpen niet mooi zouden zijn.
Nee, de reden was dat de OBA geen eigendomsrecht heeft over de huisstijl, die door een hier niet met name te noemen bureau werd ontworpen. Het is zoiets als dat het verboden is om een knoop te naaien aan je eigen overhemd.
Dat zal wel een normale gang van zaken zijn, maar dr. Frankl heeft er toch wat moeite mee. Net zo heeft hij er moeite mee dat het de bieb niet is toegestaan om in haar eigen hoofdvestiging een bewegwijzering te bevestigen op haar eigen kasten, die het de bezoekers een stuk makkelijker zou maken om het boek te vinden dat ze zoeken.

Dr. Frankl is een beetje ouderwets. Hij vindt dat vorm functie dient te volgen, en niet andersom. Hij meent - maar iedereen mag hem tegenspreken - dat vormgevers hun plaats moeten kennen. Helaas weet hij uit ervaring dat veel vormgevers het hoog in hun bol hebben.
Maar over tunnelvisie later meer.