17 juli 2011

DUEL TUSSEN EEN TAMBOERIJNENVERKOPER EN EEN LEFGOZERTJE

De eerste jaren in Wenen verdiende Beethoven aanvankelijk een centje bij met duelleren. Niet met de degen maar met de piano, want hij had een heel aardige pingel. De adellijke dames en heren stelden hun salons ter beschikking voor zulke improvisatieduels, en sponsorden pianisten naar hun keuze. Beethoven, 22 jaar oud, vond het van de ene kant vernederend om als prijsstier op te treden, maar van de andere kant was het een mooie gelegenheid om te laten zien wat hij kon. En al had hij, aangeraakt door de geest van de Verlichting, wel wat principiele bezwaren tegen de adel, hun geld kon hij goed gebruiken.


De jonge componist was een opvallende verschijning in de salons. Hij gedroeg zich onhandig en lomp, en zijn manieren lieten te wensen over. Maar per slot was hij ook afkomstig uit het Duitse provincieplaatsje Bonn. Met een wat gedrongen gestalte en opmerkzame, donkere oogjes had hij wel iets weg van Rousseau's homme sauvage, de ongeslepen natuurmens met de nog onbedorven inborst. En bijzonder welbespraakt was hij weliswaar niet, maar kijk eens wat hij met zijn handen kon! Weliswaar vertoonde hij achter de piano een bizarre fantasie die met grote regelmaat op het randje van het onbetamelijke balanceerde, maar hij was nog jong en had ook door zijn eenvoudige afkomst nog veel te leren. Ja, vooral de dames hadden heimelijk een zwak voor de onbehouwen Duitser.


Op een dag arriveerde een van Europa's bekendste pianovirtuozen in Wenen. Het was de in Berlijn geboren zwerver Daniel Steibelt, een paar jaar ouder dan Ludwig. Ze troffen elkaar bij toeval in de salon van Graaf Fries, waar Beethoven zijn nieuwe trio uitvoerde. Steibelt vond het werk maar zo-zo, dat was onder het dunne laagje beleefdheid heel goed te merken. Op zijn beurt speelde hij zijn nieuwe kwintet, een werk dat bijna uit zijn voegen barstte van de goede smaak, wat hem veel applaus opleverde, en improviseerde daarna op een thema daaruit. Daarbij maakten vooral zijn lage tremolo's een geweldige indruk. Als woeste onweersbuien doken ze plotseling op, om vervolgens weg te sterven. Zulke tremolo's waren een noviteit en vereiste een enorme techniek op de piano's van die tijd. De heren in het gezelschap knikten goedkeurend en applaudisseerden soms; enkele dames bezweken haast onder dit romantische geweld.
Stinkend jaloers op het succes van zijn rivaal gooide Beethoven de handdoek in de ring, en liet het erbij voor die avond.


Een week later kwamen ze elkaar weer tegen, opnieuw bij Graaf Fries. Steibelt voerde van achter de piano nu een ander kwintet uit met vier strijkers. Daarna begon hij aan een fantasie voor piano solo. De prachtige introductie, nu eens stormachtig, dan weer lyrisch, mondde tot ieders stomme verbazing op onnavolgbare wijze uit in een thema uit Beethoven's trio van de vorige week, waar Steibelt een serie half geïmproviseerde variaties achteraan speelde. Opnieuw liet hij de piano ronken met zijn onderaardse tremolo's.
De toehoorders klapten luid, maar Beethoven voelde zich vernederd dat zijn eigen muziek zo was gekaapt door deze kunstenmaker, en kookte inwendig van woede. De paar vrienden die hij had praatten echter op hem in, en het gelukte hen om hem te bewegen tot een muzikale revanche. Ludwig kon trouwens moeilijk anders. Blijven zitten zou hebben betekend dat hij zijn meerdere had erkend. Met een onbeheerst gebaar schoof hij zijn stoel naar achteren; de poten snerpten over de marmeren vloer. Het werd meteen stil, want de lucht van rivaliteit was niemand ontgaan.


Met grote stappen beende Beethoven naar de piano. In een impuls greep hij onderweg de cellopartij die er nog stond van Steibelts kwintet, liep naar de piano, en kwakte de partij demonstratief ondersteboven op de lessenaar. Hij ging zitten, en na een paar tellen naar de laatste maten hebben gekeken die nu ondersteboven links bovenaan stonden, begon hij deze te spelen. Natuurlijk was er geen sprake van een melodie, maar toen Beethoven twee maten had gespeeld en dit merkwaardige thema ook had herhaald, begon hij erop te variëren. Klonk er aanvankelijk nog besmuikt gelach, al snel werd het muisstil. Op het geluid van de piano na dan.
Beethoven haalde alles uit de kast. Aan dat stukje non-muziek - we zouden het nu atonaal noemen - wist hij nu eens de lieflijkste variatie te ontlokken, dan weer klonk er met een bulderend sarcasme een thema uit Steibelts kwintet, echter verhaspeld tot een platgeslagen staccato.



Meedogenloos kwelde Beethoven zijn toehoorders. Improviseerde hij een lyrische variatie, die de gevoelens van de aanwezige dames en heren tot grote vervoering bracht, op het moment dat sommigen de tranen in de ogen stond, tapte hij plotseling uit een heel ander vaatje en liet hij de variatie veranderen in een bekend kinderliedje, dat hij geoctaveerd en snoeihard speelde.
Het was een wreed spel dat Beethoven speelde. Het tartte alle geschreven en ongeschreven wetten over muzikale esthetiek. Tegelijk was het van een duizelingwekkende virtuositeit, daar konden de geoefende oren niet omheen.

Steibelt ondertussen was wit weggetrokken. Zwijgend hoorde hij toe hoe zijn rivaal niet alleen technisch de vloer met hem aanveegde, maar hem ook opzettelijk vernederde. Toen Beethoven ook nog eens Steibelts handelsmerk, de lage tremolo, tot verbijstering van de toeschouwers aanvankelijk perfect imiteerde maar er gaandeweg een groteske karikatuur van maakte, met wilde armgebaren en zijn lichaam overdreven omhoog en omlaag bewegend, en met een pathos dat onder zijn eigen gewicht bezweek, kon Steibelt het niet meer aanhoren.
Opeens stond hij op, en riep: Genoeg! Hij beende de zaal uit en liep rechtstreeks door naar de stallen, waar hij het zadel op zijn paard gooide en spoorslags uit Wenen vertrok, om er nooit meer terug te keren.


Het verhaal van de smadelijke afgang reisde hem echter achterna, en weldra kon hij geen stap meer in een salon waar ook in Europa zetten zonder hiermee te worden geconfronteerd. Een jaar na het pianoduel was Daniel Steibelt gestopt met zijn broodspelerij.

We hoeven echter geen medelijden met hem te hebben. Steibelt had een fijne neus voor handel. Vol overgave stortte hij zich in de tamboerijnenbusiness. Hierin vergaarde hij een fortuin. Hij kreeg vier kinderen, drie jongens en een meisje, en leefde nog lang en gelukkig.

En Beethoven? Zijn naam als pianist waar niemand omheen kon was definitief gevestigd. Het lot, wreed in zijn onverschilligheid, zou enkele jaren later echter anders beschikken.

Geen opmerkingen: