19 juni 2011

DE GEKKEN (1)




Het zijn stomme dingen: je zit in de trein van hot naar her en halverwege moet je overstappen. De eerste trein had vertraging, dus je holt naar het perron waar moet worden overgestapt. Goddank! Maar daar klinkt een fluitje. In vliegende vaart ren je de trap naar het perron af, een oude van dagen met je meesleurend. Er staat nog een deur open dus je neemt een duik en stort je naar binnen. Pfff, op het nippertje, denk je triomfantelijk, je gelukzalig uitstrekkend op de bodem van de trein.
Het verwachte gepuf van de deuren blijft echter uit; de trein blijft nog minuten staan! Meewarig en zonder een woord te zeggen kijken andere passagiers je aan, terwijl een paar toeristen op hun dooie akkertje binnen komen schuiven, enorme koffers met zich meeslepend. Kijk! Daar is de bejaarde ook die je zojuist tegen de vlakte had gelopen. Ze kijkt meewarig op je neer, je bent immers nog niet overeind gekrabbeld, en net op het moment dat je verheugd concludeert dat je verbaal door haar gespaard gaat worden, spreekt ze op vernietigende wijze de volgende woorden: "Haastige spoed is zelden goed, jongeman."

Goed, laat ik er maar niet omheen draaien: mij overkwam laatst zoiets. Ik voelde me behoorlijk stom en liep een paar coupés door, waar niemand het gebeurde kon hebben gezien. Er was een plaats vrij naast een man die druk in de weer was met een scheerspiegel. Hij bekeek er zijn vingers in, die knippende bewegingen maakten. Ook dat nog. Vijfentachtig kilometer lang opgezadeld met een gek, die inderdaad nodig geschoren moest worden. Hij begon het spiegeltje voor zijn ogen heen en weer te bewegen. Ik deed maar net of ik niks zag en vervolgde het interview met Sjuul Paradijs, de hoofdredacteur van de Telegraaf die zich bijna dagelijks door zijn eigen krant laat interviewen. Wij zijn er in de eerste plaats om onze lezers te vermaken, stond er open en bloot. Ik spiekte naar het spiegeltje van mijn buurman, en keek hem recht in de ogen. Hij had mij al die tijd zitten opnemen. Ik voelde me betrapt, maar daar had hij duidelijk minder last van. Hij grijnsde en deed zijn mond open om me, zoals snel zou blijken, een huiveringwekkende complottheorie te ontvouwen.
"Ze verraden zich", zei hij. "Ga maar eens voor een spiegel staan. Niet zo een als deze, maar een grote, waar je helemaal op past."
Hij bewoog het spiegeltje tot vlak voor mijn neus. Ik duwde mijn hoofd zover mogelijk terug in de rugleuning.
"Links wordt rechts en rechts wordt links. Of niet soms?"
Bedremmeld moest ik instemmen.
"Maar waarom", schreeuwde hij, "wordt onder dan niet boven en boven niet onder?"
Daar had ik nimmer over nagedacht.
"Of wil je soms zeggen dat je op je kop in de spiegel staat? Nee toch?" Woest gooide hij zijn speelgoed op de grond.
Zoiets belachelijks had ik nog nooit gehoord. Natuurlijk werden links en rechts omgewisseld maar onder en boven niet.
"Waarom? Waarom?" bulderde hij nu.
Ik haalde mijn schouders op. Eerlijk gezegd had ik geen idee.
Hij maakte een gebaar dat ik dichterbij moest komen. Behoedzaam keek hij om zich heen, en fluisterde daarna in mijn oor: "Omdat het doorkijkspiegels zijn, daarom."
Verbluft keek ik hem aan.
"En driemaal raden wie er aan de andere kant staan."
"Wie dan?" vroeg ik argeloos.
"Wie dan! Wie dan! Wacht maar, je komt er wel achter. Na Prinsjesdag."
De conducteur kwam en de man werd de trein uitgezet, omdat hij geen geldig vervoersbewijs had. Ik bleef met die vraag zitten.

Nog drie maanden tot Prinsjesdag. Ik bekijk elke dag het journaal, smachtend naar een tipje van de sluier. Maar vooral kijk ik in de spiegel. Wie zit daar achter? Waarom wordt onder niet boven? Wie het weet mag het zeggen. Onder de goede inzenders wordt een spiegeltje verloot.

Geen opmerkingen: